Adriaan Stoop jr
Adriaan Stoop werd geboren op 18 oktober 1856 te Dordrecht en daar op 30 november in de Grote Kerk Nederlands Hervormd gedoopt. Hij overleed in Bloemendaal op 7 september 1935. Hij was een zoon van Adriaan Stoop sr. (Dordrecht 11 augustus 1818-Dordrecht 24 juli 1888), bankier, en van Cornelia Deking Dura (Dordrecht 4 mei 1827-Dordecht 13 januari 1902). Zij waren gehuwd op 8 augustus 1849 te Dordrecht. Uit dit huwelijk werden naast Adriaan jr. nog 10 kinderen geboren:
- François (1850-1912)
- Johanna Christina (1852-1876)
- Frederik Cornelis (1854-1933)
- Anna Cornelia Gerarda (1855-1923)
- Johan Anthony (1858-1931)
- Gerrit (1860-1914)
- Theodoor (1861-1933)
- Cornelis François (1863-1933)
- Adriana Wilhelmina (1865-1952)
- Jacob Cornelis (1867-1939)
Adriaan Stoop jr. trouwde op 23 augustus 1880 te Dordrecht ‘met de handschoen’ met Wilhelmine (Miente) Bernadine van Deventer (Dordrecht 3 februari 1859-Bloemendaal 14 april 1934), omdat Stoop in Indië verbleef. Wilhelmine was de dochter van dr. J.C. (Jules) van Deventer (Amersfoort 10 september 1824-Dordrecht 14 mei 1892), conrector van het Dordtse gymnasium en later directeur van de HBS aldaar, en van vertaalster Anne Maria Busken Huët (Den Haag 23 juni 1833-Dordrecht 27 december 1910). Uit hun huwelijk werd een vijftal nakomelingen geboren:
- Anne Marie (1881-1949)
- Cornelia ((1883-1965)
- Elisabeth Louise Marie (1891-1968
- Theodora (1895-1928)
- Adriaan (1898-1943)
Adriaan Stoop, afkomstig uit een welgestelde, oude Dordtse familie, was mijnbouwkundig ingenieur, ambitieus ondernemer en filantroop. Hij vestigde zich na het voltooien van zijn opleiding in Nederlands-Indië waar hij een pionier werd in de olie-industrie. Hij was de oprichter van de Dordtse Petroleum Maatschappij (DPM) op Java en bracht dit familiebedrijf tot grote bloei. Deze onderneming maakte hem vermogend. Na zijn terugkeer naar Nederland werd hij actief in Beieren waar hij een kuuroord tot ontwikkeling bracht. Stoop liet anderen in zijn rijkdom delen. Armen en zieken konden op zijn steun rekenen, evenals vele instellingen, scholen en verenigingen.
Zijn geboortehuis stond aan de Wijnstraat 129. Na het lager onderwijs volgde Adriaan de Dordtse HBS. Hij toonde grote belangstelling voor de exacte vakken. In 1873 deed hij eindexamen. In het najaar schreef hij zich in als student mijnbouwkunde aan de Polytechnische School te Delft en betrok een kamer aan de Papestraat. Voor bepaalde vakken zoals mijnontginning was een jaar extra studie noodzakelijk aan de Königliche Preussische Bergakademie in Clausthal (Saksen, Duitsland). Hij studeerde af in 1878.
Indië bood de meeste kans op werk in de mijnbouw. Adriaan ging per 27 januari 1880 als ambtenaar aan de slag op Java in de functie van ‘ingenieur der derde klasse van de Dienst van het Mijnwezen’. Hij was eind 1879 zijn aanstaande echtgenote ‘Miente’ vooruit gereisd. Hij kreeg opdracht om in de omgeving van Soerabaja op Oost-Java te zoeken naar bronnen vanwege de behoefte aan drinkwater voor de daar gelegerde militairen. Hij vond geen water maar wel aardolie. Ook ten oosten van Soerabaja, in de omgeving van Probolinggo zocht Stoop tevergeefs naar water. Ook hier vond hij olie. Hij verzocht de minister van Koloniën W. van Goltstein van Oldenaller (1831-1901) de mogelijkheid tot exploitatie van de olievoorraad te mogen of te laten onderzoeken. Hij was van mening dat de oliewinning de schatkist ten goede zou komen. Zijn verzoek werd afgewezen. Later bepleitte hij nogmaals onderzoek naar de mogelijkheid van exploitatie. Opnieuw werd zijn verzoek afgewezen.
De gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Otto van Rees (1823-1892), had vertrouwen in Stoop en stelde hem voor drie jaar vrij van werk voor de overheid ‘buiten bezwaar van ’s lands schatkist’. Stoop besloot het onderzoek voor eigen rekening te doen. Om meer te weten te komen over diepteboringen maakte hij een studiereis (1886) naar de Verenigde Staten. In Pennsylvania bezocht hij oliemagnaat Andrew Carnegie (1835-1919) en publiceerde zijn Rapport over de petroleumindustrie in Noord-Amerika. Onder andere met hulp van zijn broer Frederik, bankier te Londen, en andere vermogende familieleden en particulieren bracht hij een startkapitaal van 150.000 gulden bijeen. In 1877 stichtte hij de ‘N.V. Dordse Maatschappij tot opsporen en exploiteren van oliebronnen op Java’, drie jaar later omgedoopt tot ‘Dordtse Petroleum Maatschappij’ (DPM). Het hoofdkantoor werd gevestigd in Soerabaja. Op meerdere locaties wist Stoop concessies voor de oliewinning te verkrijgen. In januari 1888 werd een spuitende oliebron aangeboord, waarna de onderneming op gang kwam. Aanvankelijk richtte men zich op het produceren van lampolie, maar al spoedig kon de DPM ook benzine, smeerolie en andere aardolieproducten leveren. Ook op midden-Java en Borneo vond hij olie. Broers Jan en Freek traden in 1890 toe tot de leiding van de DPM. De verstandhouding tussen Adriaan en Jan zou problematisch blijken. Van mei 1891 tot januari 1893 was Stoop met ziekteverlof in Europa. Waarschijnlijk waren de spanningen tussen hem en broer Jan daar deels de oorzaak van.
De onderneming floreerde en kon in 1890 een dividend uitkeren van 6%. Dat percentage liep op tot 200% in 1896. In dat jaar keerde Stoop definitief terug naar Nederland om de Europese DPM te leiden. Het kantoor werd gevestigd in Amsterdam. Broer Jan kreeg de leiding in Nederlands-Indië. In Nederland kocht hij villa De Rijp in Bloemendaal aan de Bloemendaalseweg 138. Hij deed veel voor het dorp en Stoop stichtte de ‘N.V. Bloemendaalsche Schoolvereniging’ voor lager onderwijs en financierde de bouw van een lagere school (1901). Ook zou hij in 1920 de bouw financieren van het Kennemer Lyceum. Stoop liet in 1921 ’Stoops bad’ in Overveen bouwen, overtuigd als hij was van de heilzame werking van water. Het was een grote overdekte badinrichting, in de wandeling de ‘zwembasiliek’ genoemd, evenals het ernaast gelegen Kennemer Lyceum ontworpen door architect Eduard Cuypers (1859-1927), neef en leerling van architect P. (Pierre) J.H. Cuypers (1827-1921). Het was daarbij zijn uitdrukkelijke bedoeling dat ook kinderen uit armere kringen er zouden kunnen zwemmen.
Om de DPM verder uit te breiden bleek een kapitaalinjectie nodig en Stoop bracht daarom de DPM in 1897 naar de beurs. De naam van de onderneming werd gewijzigd in: ‘Dordtse Petroleum-Industrie Maatschappij’(DPIM). Er volgde een emissie van 15 miljoen gulden aan aandelen en 5 miljoen aan obligatieleningen. De oorspronkelijke aandelen met een nominale waarde van 1.000 gulden werden verkocht. De uitkering aan de aandeelhouders bedroeg 34.900 gulden per aandeel, een ongekend rendement. Adriaan Stoop was plotseling een zeer vermogend man.
Stoop kreeg in oktober 1902 informatie over olievondsten aan de Tegernsee bij het dorp Wiessee in het koninkrijk Beieren. Na inlichtingen te hebben ingewonnen, besloot Stoop zelf poolshoogte te nemen. Hij stelde vast dat er inderdaad aardolie aanwezig was. Al snel werd er naar olie geboord, die ook in bescheiden, maar exploiteerbare hoeveelheid werd gevonden. Bij de boringen stuitte men bovendien op een jodium- en zwavelhoudende bron. Stoop begreep op den duur de waarde van de aangeboorde bron en zag de mogelijkheid een kuuroord in Wiessee te ontwikkelen. In 1904 stichtte hij er een kuurbad. Inmiddels was duidelijk geworden dat de oliewinning geen groot succes zou worden. Het kuuroord wist hij daarentegen tot een succes te maken. Hij liet er familievakantiehuis Jungbrunnen bouwen (1926) naar een ontwerp van Alois Degano (1887-1960), de latere architect van Adolf Hitlers Berghof in Berchtesgaden. Degano ontwierp ook het eerste badhuis in Wiessee (1912).
De officiële doop van de bron vond plaats in de zomer van 1914. De bron werd Ludwigsquelle genoemd, naar koning Ludwig III van Beieren (1845-1921). Het kuuroord, de gebouwde hotels, pensions, restaurants en winkels brachten welvaart in Wiessee en Stoop werd tot ereburger van de gemeente benoemd nadat Wiessee het begeerde predicaat ‘Bad’ had verkregen. Ondanks de hyperinflatie in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (1922/1923) wist hij de continuïteit van het kuuroord te handhaven. Ook de beurskrach van 1929 zou hem veel geld kosten, maar in echte financiële problemen kwam hij niet. Na de machtsovername van Hitler in 1933 paste Stoop zich soepel aan de nieuwe omstandigheden aan. De onderneming in Bad Wiessee bleef een afleiding, vooral toen dochter Theodora (Dorrie) zich in 1928 het leven benam. Het jaar daarop overleed de oogappel van de familie, oudste kleinzoon Rob de Clercq (20 juli 1908-8 augustus 1929), op eenentwintigjarige leeftijd. Deze gebeurtenissen grepen Stoop en zijn vrouw zeer aan.
In 1911 was de DPIM door aandelenruil overgenomen door Koninklijke Olie die hierdoor de Javaanse oliebronnen in bezit kreeg. De DPIM was nu een houdstermaatschappij van Koninklijke Olie. In maart 1992 had de DPIM nog een belang van ruim 6% in het aandelenkapitaal van Koninklijke Olie. Ook deze houdstermaatschappij werd in 2000 overgenomen, waarmee een einde kwam aan de beursnotering. Adriaan Stoop werd begin september 1935 door een beroerte getroffen en overleed op 7 september.
Vernoemingen
Stoop’s bad.
Adriaan Stooplaan.
Adriaan Stoopplein.
(Alle in Overveen, gemeente Bloemendaal).
SS Adriaan Stoop, een stoomschip gebouwd op de scheepswerf Feijenoord in Rotterdam in opdracht van de Rederij Oost-Borneo. Bij de tewaterlating op 11 juni 1924 werd het schip door zijn kleindochter, Anne Marie Langelaan, gedoopt.
Publicaties
Stoop publiceerde een reeks artikelen over geologie en mijnbouw in:
Jaarboek van het mijnwezen in Nederlandsch-Oostindië.
Natuurkundig tijdschrift van Nederlands-Indië.
Literatuur
Henriette van Voorst Vader-Duyckinck Sander, Leven en laten leven, een biografie van ir. Adriaan Stoop, 1856-1935 (Haarlem 1994).
Kester Freriks, Adriaan Stoop (1856-1935); licht ethische ondernemer (NRC, 4 maart 1994).
Zwemmen in het geld van Stoop. (Leidsch Dagblad, 13 mei 2000).
Auteur
Roel Leentvaar (oktober 2017, aangevuld november 2018)