Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Anthonetta (Top) Naeff

24-03-1878 (Dordrecht) — 22-04-1953 (Dordrecht)
Portret van Top Naeff in wandeltoilet en met hoed op.

Portret van Top Naeff in wandeltoilet en met hoed op.

Regionaal Archief Dordrecht

1903

Geboren Dordrecht 24 maart 1878, gestorven Dordrecht 22 april 1953. Dochter van beroepsofficier Johan Reinhard Naeff en Anna Cornelia Vriesendorp. Huwde te Dordrecht op 23 november 1904 met Huibert Willem (Wim) van Rhijn, arts (1875-1956). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.


Anthonetta (roepnaam: Top) Naeff was in haar tijd een bekende en gewaardeerde prozaschrijfster en toneelcritica. Ruim een halve eeuw na haar dood is ze in vergetelheid geraakt en wordt haar naam alleen nog, eenzijdig, gekoppeld aan School-idyllen. Top Naeff oogstte haar grootste populariteit met genoemd meisjesboek, maar werd evenzeer gewaardeerd om haar intelligente toneelkritieken en haar ironische proza. Zij behoorde in haar tijd tot de vooraanstaande Nederlandse schrijvers.


Als kind onderging Top Naeff een sterke invloed van haar familie van moederszijde, de zeer gegoede familie Vriesendorp, bewoners van patriciërshuis 'De Meerminnen' aan de Wolwevershaven (thans nr. 21). Zij hield er een zekere hang naar deftigheid en décorum aan over, maar zou later ook met een mengeling van ergernis en ironie terugkijken op de conventies van dit milieu. De eigenzinnige Top bezocht de lagere school in de Berckepoort, waar ze weinig presteerde. Dat laatste gold ook voor de hbs in Gorcum, waar het gezin Naeff korte tijd woonde. Conform haar opvoeding bezocht ze na haar - onvoltooide - hbs-opleiding in 1895-1896 een kostschool voor jonge dames in Brussel.


Eenzaam als enig kind, verzon ze al jong verhaaltjes. Ook was ze al op jeugdige leeftijd gegrepen door toneel, dat een levenlang haar grote passie zou blijven. Op haar twintigste schreef ze het stuk De genadeslag, dat in 1899 in de Dordtse schouwburg ('De Houten Tent') in première ging en overwegend gunstig ontvangen werd. In 1900 werd zij in één slag landelijk bekend, toen zij School-idyllen publiceerde, een nieuw type meisjesroman. De naam Top Naeff is tot op de dag van vandaag onlosmakelijk met dit baanbrekende boek verbonden.


In 1904 trouwde Top met Huibert Willem van Rhijn, huisarts. Het huwelijk werd niet bijster gelukkig. Top Naeff werd in korte tijd een gewaardeerd schrijfster van novellenbundels en meisjesboeken en was in 1905 één van de medeoprichters van de Vereniging van Letterkundigen. Zij bewoog zich graag in het literaire circuit, zat in vele jury's en commissies en had in de loop der jaren vriendschappelijke contacten met collega's als Frans Mijnssen, Herman Robbers, Ina Boudier-Bakker, Johan Daisne en F. Bordewijk.


Vanaf 1903 was zij toneelrecensente bij de Dordrechtsche Courant, waar zij zich manifesteerde als een critica met uitgesproken oordelen en een scherpe pen. In 1907 werd zij hevig verliefd op de bekende regisseur en acteur Willem Royaards. Het bleef een afstandelijke, 'geheime' liefde, die haar innerlijk verscheurde. Een groot deel van haar literaire werk getuigt ervan. Zo is de roman Voor de poort (1912) een echo van haar eigen wanhopige, sensuele verliefdheid en ook haar essay Charlotte von Stein (1921) kwam voort uit haar onvervulde liefde. Haar band met Royaards heeft een groot deel van haar literaire thematiek bepaald: driehoeksrelaties, trouw, ontrouw, het huwelijk als dorre plicht of als bizarre komedie. In haar latere werk werd haar houding ironisch, vaak bijtend spottend. Letje (1926), waarin zij afrekende met haar bekrompen opvoeding, is er een voorbeeld van. In Een huis in de rij (1935) maakte zij een wrange balans op van het huwelijk.


In het algemeen werd Top Naeffs werk tot in de jaren twintig positief beoordeeld. De opkomende jongere schrijversgeneratie in de jaren twintig en dertig was kritischer. De toonaangevende criticus Menno ter Braak schreef echter uitgesproken positief over Top Naeff. Aan haar laatste novellenbundel, Juffrouw Stolk en andere verhalen (1936) wijdde hij een lovende recensie, waarin hij zijn bewondering uitsprak over haar 'superieure ironie'.


De veranderende tijdgeest drukte op haar; Top Naeff beschouwde de groeiende democratisering als een teloorgaan van de stijl en distinctie die haar dierbaar waren. Zij geloofde niet in inzicht, smaak en beoordelingsvermogen van 'de massa' en was allergisch voor collectieve idealen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Top Naeff overtuigd anti-Duits. Zij nam niet deel aan het verzet, maar schreef wel oorlogsverzen, die in 1947 onder de titel Klein witboek gepubliceerd werden. In 1943 kwam zij in contact met Mari Bosland, een Dordtse hbs-leerling met sterke toneelaspiraties. Zij hechtte zich intens aan deze talentvolle jongen en noemde hem haar geestelijke pleegzoon. Door een ongelukkig toeval werd hij in 1944 door de Duitse Sicherheitsdienst opgepakt en naar Duitsland getransporteerd. Hij kwam om in concentratiekamp Neuengamme. Zijn dood heeft Top Naeff nooit helemaal kunnen verwerken.


In 1948 werd bij gelegenheid van haar zeventigste verjaardag haar Verzameld belletristisch werk gepubliceerd. Haar essayistisch werk bleef buiten deze bundeling en daardoor werden haar vele boekbesprekingen en andere artikelen op literair terrein in feite onbereikbaar. Top Naeff schreef onder meer voor Den gulden winckel en voor Elsevier's (geïllustreerd) maandschrift, waarvan zij van 1938 tot 1940 redacteur was. Het belangrijkste op essayistisch terrein zijn haar toneelkritieken. Tussen 1916 en 1930 schreef zij er honderden voor De Groene Amsterdammer; decennia later nog bewonderd door toneeldeskundigen. Al vroeg brak zij in Nederland een lans voor vernieuwende toneelschrijvers als Arthur Schnitzler en Luigi Pirandello.


In 1951 ontving ze de Van der Viesprijs voor haar toneelstuk Zie de maan schijnt... dat overigens pas voor het eerst in 2011 zou worden opgevoerd door het Dordtse amateur toneelgezelschap Inter Amicos. Op 24 maart 1953 werd Top Naeff ter gelegenheid van haar vijfenzeventigste verjaardag de eerste vrouwelijke ereburger van Dordrecht. Nauwelijks een maand na haar grootse huldiging in het stadhuis stierf zij, op 22 april, aan de gevolgen van een hartaanval.


Zie voor de werken van Top Naeff het bibliografisch overzicht in: Gé Vaartjes, Rebel en dame. Biografie van Top Naeff (Amsterdam 2010).


Bronnen en literatuur

Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.
Collectie Theater Instituut Nederland, Amsterdam.
Marie Schmitz, Anthonetta Naeff (Levensbericht), in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 1951-1953, p. 31-38 (Leiden 1954).
Gé Vaartjes, De ingedamde passie van Liesbeth van Landschot - en van Top Naeff, in: Literatuur 3 (1986), nr. 5, p. 304-311.
Gé Vaartjes, Een dom volk, dat zijn eigen weelde niet kent; toneelkritiek volgens Top Naeff, in: Documenta, tijdschrift voor theater 16 (1998), nr. 4, p. 304-313.

Auteur

Gé Vaartjes (april 2012)