Barend Josua Katan
Barend Josua Katan werd geboren op 20 januari 1905 te Rotterdam en werd op 30 april 1943 in Auschwitz (Polen) vermoord. Hij was het tweede van drie kinderen geboren uit het op 10 juni 1903 gesloten huwelijk van pettenmaker Samuel Katan (Rotterdam 31 maart 1877-Auschwitz 11 december 1942) met Rijntje Polak (Rotterdam 21 april 1877-Auschwitz 30 april 1943). Huwelijk te Gorinchem tussen 2 en 9 december 1932 met Cornelia van Vriesland (Gorinchem 10 januari 1906-Gorinchem 20 januari 1934). Zij was een dochter van koopman Alexander Jacques van Vriesland (10 januari 1873-Auschwitz 26 oktober 1942) en van Vogelina de Vries (Lexmond 21 oktober 1877-Auschwitz 26 oktober 1942). Uit dit huwelijk geen nakomelingen.
Op 1 mei 1935 hertrouwde hij te Amsterdam met Rosa Duizend (Amsterdam 9 juli 1906-Auschwitz 23 november 1942). Zij was een dochter van kruidenier Joseph Duizend (Amsterdam 15 april 1876-Amsterdam 27 januari 1942) en Esther Asscher (Amsterdam 3 juli 1884-Amsterdam 2 mei 1936). Uit dit huwelijk werd een drietal kinderen geboren:
- Samuel (Dordrecht 24 december 1936-Auschwitz 23 november 1942)
- Joseph (Dordrecht 6 maart 1938-Auschwitz 23 november 1942)
- Milkah (Dordrecht 6 mei 1940-Auschwitz 23 november 1942)
Barend Josua Katan was de laatste rabbijn van de Joodse gemeente van Dordrecht waar hij de opvolger was van Samuel Dasberg. Hij wordt omschreven als een statige man. Hartelijk en voorkomend. Buiten droeg hij altijd een hoed, binnen en voor de klas een keppel. Katan vervulde vele functies waaronder die van docent Hebreeuws aan de gymnasia in Dordrecht en Gorinchem. Katan, zijn vrouw, zijn drie zeer jonge kinderen en een pleegkind werden in de Shoa vermoord. Na de Tweede Wereldoorlog was de Joodse gemeenschap in Dordrecht zo klein geworden – 55 personen- dat een eigen rabbijn niet meer tot de mogelijkheden behoorde.
Barend Katan stamt uit een familie van Ashkenazische Joden, oorspronkelijk afkomstig uit Polen. Hij groeide op in een eenvoudig arbeidersgezin in Rotterdam. Na de lagere school en enkele jaren middelbare school vestigde hij zich op 28 oktober 1919 in Amsterdam en bezocht hij het NIS (Nederlands Israëlitisch Seminarium) in Amsterdam, een school die opleidde voor verschillende religieuze functies. Katan volgde er de opleiding tot rabbijn. Na de voltooiing van zijn studie werkte hij eerst als godsdienstleraar in Amsterdam en vervolgens werd hij als 27-jarige, op 15 maart 1932 benoemd tot de opvolger van de Dordtse rabbijn Samuel Dasberg (1872-1933), die kort daarvoor zijn ambt om gezondheidsredenen had moeten neerleggen. Op 1 mei van dat jaar trad hij officieel in functie. Hij ontving de Semicha (wijding door handoplegging) van zijn voorganger Dasberg. Het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 18 maart 1932 schreef onder meer dat de gemeente van Dordrecht met deze benoeming: '…een in alle opzichten waardig opvolger van Dasberg' had gekregen. De nieuwe rabbijn had een 'warmvoelend Joodsch hart', was tactvol en paarde religieuze aan profaan-wetenschappelijke kennis.
Katan werd in Dordrecht geassisteerd door Hartog van Beugen (Den Haag 21 augustus 1874-Amsterdam 13 juni 1943), godsdienstleraar, chazan (voorzanger), moheel (besnijder) en sjouchet (ritueel slachter). Van Beugen was reeds vanaf 1920 de rechterhand en assistent van Samuel Dasberg geweest. Naast vele andere functies was Katan voorzitter van de in 1932 opgerichte Joodse Sportvereniging Hakadoer (Hebreeuws voor De Bal), door Dordtenaren soms aangeduid als 'Hak maar door'. Het was een zogenaamde multivereniging: een vereniging waarin meerdere sporten werden beoefend. In dit geval waren dat voetbal en korfbal. Secretaris was de bekende Dordtse reclameman Jacques Duits (1883 -1967) die de Holocaust door onderduik overleefde.
Katan volgde Dasberg ook op als docent Hebreeuws op de gymnasia van Dordrecht en Gorinchem. In Gorinchem had hij zijn eerste vrouw leren kennen toen hij daar als voorzanger, seminarist en aspirant-rabbijn vanaf augustus 1925 de godsdienstoefeningen leidde. Op 30 april 1932 vestigde hij zich in Dordrecht. Na zijn benoeming in Dordrecht betrok hij een woning aan de Vrieseweg 18rd (nu 44). Na zijn huwelijk betrok het paar een woning aan de Cornelis de Wittstraat 33 (gesloopt). Hun huwelijk duurde slechts een jaar. Cornelia overleed al begin 1934. Katan trad na enige tijd in het huwelijk met Rosa Duizend. Het paar vestigde zich aan de Levensverzekeringsstraat 22 (nu Rozenhof).
Inmiddels werd steeds duidelijker dat de situatie van Joodse burgers in Duitsland steeds slechter werd. Joden werden daar steeds meer afgeschilderd als minderwaardige burgers. Katan zag het antisemitisme om zich heen grijpen. Hij hield daar op 20 mei 1937 een lezing over voor de Dordtse Vrijzinnige Democratische Jongerenorganisatie en wees het begrip antisemitisme van de hand, omdat dit begrip te wetenschappelijk en te netjes klonk. Het ging, zo gaf hij in klare taal aan, om Jodenhaat. Na de Duitse inval en de capitulatie van Nederland in mei 1940 werden de gevolgen voor Joodse landgenoten steeds duidelijker. Dat begon in het geval van Katan met een verbod van de bezetter om met zijn gymnasiumklas een bezoek te brengen aan de Gorkumse synagoge. Niet lang daarna, op 4 november 1940, gelastte de bezetter dat alle Joden ontheven moesten worden van hun betrekkingen bij de overheid. Een maand later schreef hij een roerende afscheidsbrief aan zijn leerlingen. De gemeente Gorinchem zette Katan op 21 februari 1941 uit zijn leraarsfunctie en zijn salaris werd ingehouden.
Katan hield van 29 juli 1938 tot 4 november 1941 beknopte aantekeningen in telegramstijl bij. Hieruit blijkt dat Katan druk bezig was met de uit Duitsland afkomstige vluchtelingenstroom van Joden. Zelf namen de Katans een 'Auswanderer' (vluchteling) uit Duitsland in huis. De ouders van Ernst Jacob Hessdörffer (1926-Auschwitz 28 november 1943) en zijn broer Heinz (1923-2016 nog in leven) zonden hun zoons uit veiligheidsoverwegingen naar Nederland, waar zij op 30 maart 1939 in Rotterdam aankwamen. Heinz werd ondergebracht in Arnhem en Ernst werd door de familie Katan als pleegkind opgenomen.
Katan liet voor de zekerheid de wetsrollen uit de Dordtse synagoge onderbrengen bij niet-Joodse particulieren. Voorts verzocht hij de Dordtse politie om politietoezicht bij de synagoge en de Joodse begraafplaats. Dat vond de politie niet nodig. Kort daarna werden zowel in de synagoge als op de Joodse begraafplaats vernielingen aangericht.
Barend Katan werd op 4 november 1942 in Rotterdam voor de Sicherheitspolizei (Sipo) door de Rotterdamse politie opgepakt en vervolgens op diezelfde dag ingesloten in het huis van bewaring aan de Noordsingel. Op 20 november 1942 werd hij op het allereerste transport gezet en overgebracht naar doorgangskamp Westerbork in Drenthe. Kamp Westerbork werd in 1939 in gebruik genomen als opvangkamp voor uit Duitsland gevluchte Joden. Van juli 1942 tot mei 1945 gebruikten de Duitsers het als verzamel- en doorgangskamp naar de verschillende concentratiekampen in Midden- en Oost Europa. Op 12 november 1942 werd zijn echtgenote Rosa met hun drie jonge kinderen, alsmede hun pleegkind opgepakt. Het is onduidelijk wanneer Barend Katan op transport werd gesteld naar concentratiekamp Auschwitz. Dat kamp was vanaf 1940 tot de bevrijding door Russische troepen op 27 januari 1945 een concentratiekamp bestaande uit meerdere kleinere kampen waar fabrieksmatig 1,1 miljoen Joden werden vergast. Zeker is dat Barend Josua Katan daar op 30 april 1943 is vermoord.
Monument
Zes Stolpersteine voor de deur van het woonhuis van de familie Katan aan de Rozenhof 22 Dordrecht.
Bronnen en literatuur
http://www.oorlogslevens.nl
http://www.joodsmonument.nl
http://www.joodserfgoedrotterdam.nl/barend-joshua-katan
http://www.stolpersteine-dordrecht.nl
M. Jansen, Drie eeuwen Joods leven in Dordrecht, in: Joods leven in Dordrecht (Dordrecht 1988).
K. Weltevrede, Na Barend Katan heeft Dordrecht nooit meer een rabbijn gehad in: K. Weltevrede, We zijn vertrokken… De Jodenvervolging in Dordrecht 1940-1945 (Dordrecht 2021).
Auteur
Roel Leentvaar (juni 2021)