Bernardus van Bilderbeek
Geboren op 15 december 1876 te Amsterdam en overleden op 29 december 1955 in Dordrecht. Zoon van Bernardus van Bilderbeek (Haarlem 19 oktober 1848-Amsterdam 19 april 1904) en Wilhelmina Christina Tappe (Haarlem 6 augustus 1857-Baarn 29 oktober 1928).
Huwde op 10 september 1908 te Amsterdam met Hendrika Brigitta van Meurs (Amsterdam 31 juli 1882-1972). Dochter van Ferdinand Willem van Meurs (Amsterdam 20 juni 1853-Bussum 22 april 1942) en Wilhelmina Jacoba Jansen (Utrecht 10 mei 1846-Bussum 5 december 1938). Hendrika studeerde af aan de van de Universiteit van Amsterdam (faculteit wis- en natuurkunde) op 4 juli 1906. Op 9 december 1909 promoveerde zij bij Nobelprijswinnaar prof. dr. Pieter Zeeman aan dezelfde universiteit. Na haar promotie en huwelijk werd zij huisvrouw, destijds niet ongebruikelijk. Uit het huwelijk van Bernardus en Hendrika werden in Dordrecht vier zoons en één dochter geboren:
- Bernardus (geboren Dordrecht 27 oktober 1910)
- Ferdinand Willem (Dordrecht 13 september 1913-Den Haag 5 mei 2003)
- Willem Frederik (Dordrecht 1915-Dordrecht 13 mei 1918)
- Jan Dirk, verzetsstrijder (Dordrecht 22 april 1919-gefusilleerd Waalsdorpervlakte 17 februari 1945, herbegraven Amersfoort 24 maart 1947)
- Wilhelmina Jacoba (geboren Dordrecht 1920)
Bernardus van Bilderbeek was een veelzijdig architect. Behalve de gebouwen zelf ontwierp hij ook vaak onderdelen van het interieur. Met zijn bouwwerken heeft hij Dordrecht beeldbepalend beïnvloed. Met zijn stukken in de krant en via zijn werk zette hij zich in voor het behoud van de historische gebouwen van Dordrecht. Via zijn vele nevenfuncties toonde hij zich een maatschappelijk betrokken mens die actief was op verschillende terreinen.
Bernardus van Bilderbeek werd geboren in Amsterdam in een eenvoudig gezin. Zijn vader Bernardus van Bilderbeek (sr.) was daar kantoorbediende. Zijn oom W.H. van Bilderbeek (1856-1918) was notaris in Dordrecht. In Amsterdam volgde Bernardus van Bilderbeek de Ambachtsschool en de Tekenschool. Zijn werkzame carrière begon hij in 1895 bij Architectenbureau Van Gendt te Amsterdam, waar hij ongeveer twaalf jaar leerde en werkte. Hij was daar actief lid van het Genootschap Architectura et Amicitia, waarvan op dat moment H.P. Berlage voorzitter was.
In 1906 had Van Bilderbeek de leiding over de bouw van een bijkantoor van de Nederlandsche Bank in Dordrecht aan de Wijnstraat. Dit was de reden dat hij naar Dordrecht verhuisde en zich daar vestigde. In Dordrecht kreeg hij naast het werk aan de bank verschillende andere opdrachten. Voor zijn oom de notaris W.H. van Bilderbeek bouwde hij in 1906 een villa annex notariskantoor aan de Wijnstraat: het huis Cronenburch. Hij was niet alleen de architect van het exterieur maar ook van het interieur. Zo ontwierp hij meubels, hang- en sluitonderdelen en lampen voor het pand. Het gebouw, dat op 29 juni 1907 werd opgeleverd, deed ook dienst als museum voor de particuliere schilderijencollectie van W.H. van Bilderbeek en zijn vrouw. Het gebouw kreeg een positieve recensie in de krant. Na een brand in Hotel Ponsen kreeg Van Bilderbeek in 1909 de opdracht om dit hotel te restaureren en te verbouwen. Het ontwerp van het eikenhouten meubilair is van zijn hand. In 1912 bouwde hij Villa Berckensteyn op de hoek van het Oranjepark en de Vrieseweg.
Van Bilderbeek ontwierp gebouwen in een sobere classicistische stijl met allerlei historiserende elementen. Hij kon niet alleen overweg met woonhuizen en banken maar had ook ervaring met het bouwen van fabrieken. Zo ontwierp hij in 1907 een fabriek in Amsterdam voor rijtuigen en carrosserieën voor automobielen. In Dordrecht was hij in 1912 verantwoordelijk voor het ontwerpen van de Nieuwe Melkinrichting aan de Bagijnhof en in 1925 realiseerde Van Bilderbeek de Dordtse Asfaltfabriek. Van 1914 tot 1916 was hij verantwoordelijk voor diverse sociale woningbouwprojecten. Er werden verschillende wijkjes met arbeiderswoningen opgezet: woonblokken met arbeiderswoningen in het Noorderkwartier op de Staart (1915) en een complex arbeiderswoningen in de Bloemenbuurt aan de Dubbeldamseweg in opdracht van stichting Woonzorg (1916). Ook later bouwde hij arbeiderswoningen in Krispijn en aan de Sumatrastraat en de Reeweg.
Door zijn werk en door de artikelen in de krant en verschillende tijdschriften werd hij een architect met een gevestigde naam in Dordrecht. In 1917 ging Van Bilderbeek een associatie aan met H.A. Reus (1872-1935). In 1925 voegde bouwkundig tekenaar C.C. Basters zich bij hen. Van Bilderbeek heeft meestal samen met zijn compagnon Reus meegewerkt aan verschillende grote bouwprojecten. In 1918 werd begonnen met de bouw van de monumentale nieuwe Ambachtsschool aan de Reeweg. De arbeiderswijk in het Noorderkwartier kende bepaalde kenmerken die waren geïnspireerd door de hofjes uit de zeventiende eeuw. In 1926 werd een traditioneel hofje gebouwd aan het Kasperspad / Warmoezierspad. Behalve woningen, klein en groot, ontwierp Van Bilderbeek ook kerken. Het kerkgebouw van de Christelijke Gereformeerde Gemeente op de hoek van de Nicolaes Maessingel met de Dubbeldamse weg is in 1920-1921 door hem gebouwd. In de jaren '30 waren Reus en Van Bilderbeek verantwoordelijk voor de restauratie van de dakkap van de Grote Kerk. Behalve in Dordrecht restaureerden Reus en Van Bilderbeek ook kerken in andere steden zoals de Sint-Stevenskerk in Nijmegen en kerken in Culemborg, Strijen en Waalwijk. In 1935 overleed H.A. Reus en in 1945 werd Basters de nieuwe compagnon van Bilderbeek. Het bureau heette nu Bureau Bilderbeek & Basters. Het bureau bestaat nog steeds. Eerst als Basters en De Vries en nu onder de naam Lugten Malschaert Architecten. Het archief van Van Bilderbeek berust nog bij dit bureau.
Van Bilderbeek was een actief en geëngageerd mens die op veel verschillende terreinen van de maatschappij functioneerde, al hadden bijna al deze terreinen op de een of andere manier wel connectie met zijn beroep. Zo nam hij na de bouw van de Ambachtsschool plaats in het bestuur van die school. Als voorzitter mocht hij regelmatig diploma-uitreikingen leiden.
Van Bilderbeek schreef regelmatig commentaren in de Dordrechtsche Courant over allerlei bouwkundige zaken in Dordrecht. Een van zijn eerste stukken was een recensie van het nieuwe postkantoor in de Dordrechtsche Courant van 23 november 1907. Tegenwoordig wordt algemeen betreurd dat dit gebouw in de jaren zeventig is afgebroken, maar Van Bilderbeek was minder enthousiast. Hij sloot af met "Rest ons nog te betreuren dat onze stad helaas geen grootsch monument rijker is geworden, wat na eeuwen nog zal kunnen getuigen van den kunstzin en welvaart van zijn opzichters…". In dat laatste kreeg hij in ieder geval gelijk. Onder andere via zijn stukken in de krant had Van Bilderbeek een belangrijke bijdrage in de bouwkundige opinievorming in Dordrecht.
Evenals zijn oom W.H. van Bilderbeek was Bernard van Bilderbeek zeer betrokken bij kunst. Hij was secretaris van de Dordtsche Commissie tot Bevordering van Kunstzin in Dordrecht. In 1916 werd door de gemeente het ontwerp-uitbreidingsplan voor de stad gepubliceerd. Van Bilderbeek uitte hierop namens de Commissie tot Bevordering voor Kunstzin kritiek. Hierop werd door de gemeenteraad echter niet goed gereageerd. Op de uitbreidingsplannen van de jaren dertig had Van Bilderbeek ook zo zijn vakinhoudelijke kritiek. Die uitte hij via artikelen in de Dordrechtsche Courant. Verder was hij voorzitter en later ook erevoorzitter van het Teekengenootschap Pictura. Vanaf 29 mei 1936 tot aan zijn dood in 1955 was hij voorzitter van het bestuur van de Vereniging Dordrechts Museum als opvolger van de in 1935 overleden H.A. Reus. Regelmatig deed men een beroep op zijn smaak en kunstzin wanneer hij gevraagd werd om te jureren bij allerlei wedstrijden van bijvoorbeeld gekostumeerde zwemfeesten, brandweerbanieren en winkeletalages.
Hoewel geboren Amsterdammer ging de stad Dordrecht en haar geschiedenis hem aan het hart, vooral de geschiedenis zoals die terug te vinden was in de historische gebouwen. Vanaf 1910 zette Van Bilderbeek zich in voor het behoud van historische gebouwen zoals de Berckepoort en het Hof. Mede dankzij hem ondergingen beide gebouwen dertig jaar later een uitgebreide renovatie. In zijn werk ontpopte hij zich als een gepassioneerd restaurateur van historische gebouwen die er soms niet voor terugdeinsde om onorthodoxe middelen te gebruiken. Zo liet hij eens een hele gevel inpakken in stalen balken en haalde hij hem los van het huis, omdat hij in zijn geheel bewaard moest blijven. Dat was voor die tijd een bijzonderheid. In 1931 werd Van Bilderbeek lid van de Provinciale Zuid-Hollandse Commissie. Deze commissie hield zich in de jaren '30 ook bezig met monumentenzorg.
Van Bilderbeek bekleedde nog vele andere functies. Hij was enige tijd raadslid, voorzitter van de B.N.A-kring Dordrecht (Bond van Nederlandse Architecten) en lid van de Monumentencommissie. Tijdens de oorlog had hij zitting in de Architectencommissie in Rotterdam en Zeeland. Deze commissie had tot taak te adviseren omtrent de toelating van architecten voor de wederopbouw van getroffen gebieden zoals Rotterdam. Van Bilderbeek had zelf de supervisie over de herbouw van de dorpen Alblasserdam en Bleskensgraaf. Op 29 december 1955 overleed Bernardus van Bilderbeek in Dordrecht.
Bronnen en literatuur
E. van Heiningen: Architectuur in Dordrecht 1830 – 1950. In het voetspoor van een zevental Dordtse bouwmeesters (Dordrecht 2018).
F. Sirtema van Grovestins: Bernardus van Bilderbeek als restauratie-architect. (Doctoraalscriptie kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Utrecht 1997).
Bernardus van Bilderbeek: lemma op de website van Het Nieuwe Instituut: https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/fd33c2d2-d3af-560d-a953-51ff64aff4e4
Dordrechtse Courant (1906-1943).
De Dordtenaar (1948)
Auteur
W.M. Koole (april 2020)