Cornelis Lelieveld
Cornelis Lelieveld, beter bekend als Kees Spijkervet, werd op 22 mei 1821 in Dordrecht geboren en overleed aldaar op 31 oktober 1905. Hij was een zoon geboren uit het op 4 maart 1818 te Dordrecht gesloten huwelijk van Hendrik Lelieveld, zakkendrager (sjouwer) en metselaar (Dordrecht 2 januari 1790-Dordrecht 8 juli 1863) en van Jacoba Lengton (Dordrecht 2 november 1793-Dordrecht 29 november 1851). Kees bleef ongehuwd en had voor zover bekend geen nakomelingen.
Kees Spijkervet was een Dordts straattype; een bij iedereen bekende, markante en kleurrijke man. Zijn bijnaam dankte hij aan zijn buitengewoon lange en magere gestalte. Men zag het niet aan hem af, maar hij was sterk als een beer. Als hij werk had, was het meestal als sjouwer, evenals zijn vader. Hij was zelden ziek en bereikte ondanks zijn ongezonde levensstijl de leeftijd van 84 jaar.
Kees werd geboren in een huisje aan de doodlopende zijarm (een slop) van het Augustijnenkamp, een steeg in het centrum van de stad. De woning had naar verluidt een oppervlak van slechts 25m2 en men woonde er met zes personen. Naast de woning bevond zich een open riool. Kees groeide vooral op straat op. Of hij heeft schoolgegaan is niet met zekerheid bekend, maar erg waarschijnlijk is dit niet. De Leerplichtwet werd pas op 1 januari 1901 van kracht. Een vak leren was evenmin aan de orde.
Naast Kees Spijkervet kende Dordrecht meer straattypes zoals straatviolist ‘Joost de Fiedel’ (Franciscus Josephus Popcornie, Dordrecht 16 april 1860-Dordrecht 12 april 1937), ‘Hannes Butter’ of ook ‘Hannesje de Butter’ (Johannes van Dam, Zwijndrecht 9 maart 1834-Dordrecht 22 december 1918) en orgeldraaier en molentjesverkoper Aai de Neus, (Ary Verboom, Dordrecht 9 december 1859-Rotterdam 1917). Kees en zijn kornuiten waren arm. Hoewel hij niet steeds werk had, kan niet gezegd worden dat hij werkschuw was. Hij had zelfs de naam gewillig te zijn. Zijn bij buien optredende jenevergebruik stond echter vast werk in de weg.
Als hij nuchter was, verhuurde hij zich regelmatig als sjouwer; arbeid waartoe zijn grote lichaamskracht hem zeer geschikt maakte. Verder was hij geregeld als wandelend reclamebord (‘sandwichman’) in de stad te zien. Spijkervet liet zich ook meerdere malen inhuren als model voor fotografen, tekenaars en schilders. Zijn karakteristieke kop met grote hoed en witte baard vond men interessant. Van Spijkervet zijn meerdere foto’s, tekeningen en schilderijen gemaakt, onder andere door de tekenleraar van de Dordtse hbs F. Schmidt en er is ook een zeer fraai geschilderd portret bekend van de hand van de Dordtse kunstschilder Marinus Reus (1865-1938) dat in november 2013 bij veilinghuis Mak werd geveild.
Kees werkte af en toe ook als hulpverpleger in het Grote Gasthuis, het toenmalige ziekenhuis aan de Visstraat. Toen in 1866 een cholera-epidemie heerste in de stad, deinsde Kees er niet voor terug besmette mensen te verplegen en overledenen te vervoeren. Hoewel men in die tijd nog nauwelijks besef had van persoonlijke bescherming voor verplegers en artsen en de hygiëne ook in het algemeen zeer te wensen overliet, leek Kees ongevoelig te zijn voor besmetting. Met zijn persoonlijke hygiëne was het niet veel beter gesteld: hij nam eenmaal per jaar een bad in de Vest. Dat moest maar genoeg zijn.
Kees zal zeker een klant zijn geweest van de armenzorg in Dordrecht. In de negentiende eeuw waren er talrijke kerkelijke en particuliere instellingen die zich met armenzorg bezighielden. De gemeentelijke overheid had hierin geen directe taak en beperkte zich tot het verstrekken van subsidies aan deze instellingen. Een gemeentelijke sociale dienst bestond nog niet. Halverwege de negentiende eeuw ontstond het Burgerlijk Armbestuur, een gemeentelijke instelling die al snel de grootste armenzorginstelling in de stad werd. De gemeentelijke Sociale Dienst zoals wij die nu kennen, kwam pas echt op gang na de Tweede Wereldoorlog.
Kees Spijkervet bracht de nacht vaak door op straat, of hij sliep op een handkar met een dekzeil waar hij onder kon kruipen, maar het liefst sliep hij in de paardenstallen van de firma Van Twist of van brouwerij De Sleutel, beide gelegen aan de Varkenmarkt. Daar was voldoende hooi en stro voorhanden, terwijl de paarden voor wat warmte zorgden. Toen deze stallen in 1890 door een hoog ijzeren hek werden afgesloten, verviel deze mogelijkheid tot overnachting.
Voor een enkeling had deze maatregel noodlottige gevolgen. In de zeer strenge winter van 1890-1891 werd Klaas van Efferen, een maat van Kees Spijkervet, doodgevroren aangetroffen in de nu afgebroken Kuiperstoren aan de Vest waar men hem een kleine ruimte ter beschikking had gesteld. Kees die de nacht buiten had doorgebracht, overleefde ondanks de strenge vorst. Soms kon hij de nacht doorbrengen in een goedkoop logement waar meerdere mannen voor een paar cent konden slapen. Hij zou uiteindelijk overlijden in een door hem bewoond huisje in de Wijngaardstraat. Deze straat bestaat nog en maakt deel uit van de vernieuwde wijk Bleijenhoek.
Kees had misschien niet veel ontwikkeling, maar slim was hij zeker. Dat bleek toen op 27, 28 en 30 januari 1892 in Hotel Ponsen gratis maaltijden werden aangeboden aan respectievelijk vijftig mannen, vijftig vrouwen en vijftig jongens en meisjes. Hij wist alle drie de keren mee te eten door zich als ‘voorbidder’ aan te bieden.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1905 verscheen een ansichtkaart met daarop de kandidaten van de socialisten (Jan van Zadelhoff, 1868-1946), de antirevolutionairen (Sybe Talma, 1864-1916) en de liberalen (Simon Marius Hugo van Gijn, 1848-1937), ieder voorgesteld door een Dordts straattype, respectievelijk door Hannes Butter, Kees Spijkervet en Joost de Fiedel. Op de ansicht stond bij elk der 'kandidaten' een versje waarin men werd opgewekt om op de betreffende kandidaat te stemmen.
Kees kwam enkele malen in aanraking met justitie waardoor hij gevangen werd gezet of voor enige tijd werd ondergebracht in een bedelaarskolonie. Vrijwel altijd was overmatig jenevergebruik hiervan de oorzaak. Hij was zeker niet voortdurend dronken. Soms liet hij de jenever wekenlang staan. Op een enkele diefstal na was hij als regel goudeerlijk. Was hij nuchter en werd hij er met geld voor een boodschap op uitgestuurd, dan liep dat vrijwel steeds correct af. Overigens was zijn arrestatie meestal een hele gebeurtenis. Hij verzette zich hevig en door zijn grote kracht was een handvol politiemannen nodig om hem naar het bureau van politie aan de Groenmarkt te brengen.
Kees en zijn makkers noemden dat ‘Hotel Politiesnor’. Nuchter was Kees niet vechtlustig en was hij eerder vriendelijk.
Met de ouderdom namen ook zijn krachten af waardoor hij als sjouwer had afgedaan. Hij werd afhankelijk van het Burgerlijk Armbestuur maar er waren ook welwillende Dordtse burgers die hem kleding, schoeisel of wat geld gaven. Al met al bleken er na zijn overlijden nog voldoende middelen te zijn om Kees een keurige begrafenis te bezorgen.
Bronnen en literatuur
http://www.stichtingcoenvanoven.nl/
http://www.hallodordrecht.nl/
Dordrechtsche Courant, 5 april 1895.
Dordrechtsche Courant, 1 november 1905.
V. Sleebe, Sociale zorg, in: P. Kooij en V. Sleebe (red), Geschiedenis van Dordrecht 1813-2000 (Hilversum 2000).
J. Bouman, Dordt Eigenaardig, in: AD/De Dordtenaar, 28 februari 2018.
S. de Grauw en G. Gast, ABCDordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes (Dordrecht 2014).
J.W. Boezeman en A. Bosch, Canon van Dordrecht. Duizend jaar Dordt (Dordrecht 2020).
Auteur
Roel Leentvaar (april 2021)