Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Cornelius Rekenarius

1562 (Hulst) — 07-1603 (Amsterdam)
Rekenare, C. de

Cornelis de Rekenare (ook wel Cornelis de Rekenaere, Cornelis Rekenarius) werd in 1562 te Hulst in Zeeuws-Vlaanderen geboren. Hij overleed in juli 1603 te Amsterdam. Van zijn ouders is alleen de naam van vader bekend: Peter (de) Rekener, ook wel geschreven als Peter die Rekenar.


Cornelis trouwde in 1580 de weduwe Adriana Jacobsdr Teypins (haar derde huwelijk). Uit dit huwelijk werden geboren:
- Pieter (Dordrecht december 1585; in 1603 te Leiden ingeschreven voor de studie theologie)
- Cornelia (Dordrecht april 1590)


Voordat De Rekenare in Dordrecht arriveerde, gingen daar diverse andere verblijfplaatsen aan vooraf. In Hulst geboren en opgegroeid, daarna vanwege de protestantse geloofsovertuiging met de ouders mee naar het veilige Emden. Vandaar als drukker naar Gent om uiteindelijk in 1585 na een vlucht voor de Spanjaarden als conrector aan de Latijnse school in Dordrecht benoemd te worden. Rekenarius was een bekwaam docent, een gewaardeerd wetenschapper en dichter. Mede door hem maakte de school een sterke groei door. In zijn Dordtse periode en tijdens zijn rectoraat van een Amsterdamse Latijnse school kwam hij als niet-academicus in nader contact met belangrijke humanistische wetenschappers.


Cornelis groeide op in een gezin met ouders die het calvinisme aanhingen. Nadat hij enkele jaren elementair onderwijs in Hulst had gevolgd, verhuisde het gezin omstreeks 1570 naar Emden in Oost-Friesland om vervolgingen vanwege de geloofsovertuiging te ontlopen. Daar voegden de uitgeweken Vlamingen zich bij de groep gevluchte protestanten die in Emden al eerder een onderkomen hadden gevonden.


Cornelis volgde in Emden nog enkele jaren elementair onderwijs en meldde zich daarna bij de Latijnse school. Hij werd er, als zijnde afkomstig uit het noorden van Vlaanderen, in 1572/1573 ingeschreven als Cornelius Rekenaere Flander. Zijn verblijf op dit instituut zou zes jaren omvatten, waarbij hij de laatste jaren intellectueel vooral werd beïnvloed door zijn rector Erasmus Johannis (ca. 1550-1601), theoloog. In 1578 was Cornelis een van de samenstellers van een in Emden gedrukte bundel gedichten op de geboortedag van de zoon Gods (In natalem filii Dei carmina genethlica). De gedichten waren van de hand van de rector en enige leerlingen van zijn school. Cornelis schreef Carmen de lapsu ac reparatione hominis (Gedicht over de val en het herstel van de mens). 1578 was zijn laatste jaar op de Emder school.


Tijdens zijn studie of kort na zijn afstuderen kwam hij in aanraking met het drukkersvak, mogelijk via zijn rector die ook corrector voor een drukkerij was. Cornelis ontwikkelde een dusdanige bekwaamheid in het drukkerswerk, dat hij als drukkersgezel aan de slag wilde. Hij verliet Emden en koos voor Gent om dat vak te gaan uitoefenen.


In 1579 arriveerde Cornelis in Gent waar sinds 1577 een calvinistisch stadsbestuur was, een stadstaat onder de naam ‘Calvinistische Republiek Gent’ die zich fel verzette tegen Spanje en de rooms-katholieken. De jonge drukkersgezel ging zijn vak uitoefenen in het bedrijf van de weduwe Adriana Teypins in De witte Duyve bij het Belfort. Uit het colofon van een ordonnantie blijkt dat De Rekenare in het najaar van 1579 als drukker actief was. In 1580 trouwde de 18-jarige Cornelis de eigenares van de drukkerij. Zij was sinds 1573 de weduwe van drukker-boekverkoper Gislenis Manilius, van wie zij het huis, de inboedel en de drukkerij had geërfd. In 1576 was zij hertrouwd met de drukker Pieter de Clerck die een jaar later overleed. Cornelis had door het huwelijk zijn inkomen als drukker-boekverkoper veiliggesteld en was mede-eigenaar geworden van het bedrijf.


Naast drukker was hij enkele jaren als schoolmeester, schoelmeester ten Jacopynen, verbonden aan de in 1580 in Gent geopende calvinistische Latijnse school in het voormalige Predikherenklooster. Hij werd daar in 1582 tot preceptor (ludimagister genoemd) aangesteld op een jaarsalaris van 300 gulden en een huurvergoeding van 60 gulden. Later werd hij daarvoor beoordeeld als 'een man die inde latijnsche spraecke insonderheijt in de poeten, seer treffelijck geoeffent was'. Zijn vroegere rector Erasmus Johannis was van 1581-1583 rector van eenzelfde soort school in Antwerpen. Mogelijk had die Cornelis aanbevolen. Naast het drukkersvak beoefende De Rekenare, mede door zijn onderwijstaak, de dichtkunst en verwierf met zijn Latijnse en Vlaamse gedichten vermaardheid. In 1582 schreef en drukte hij een verslag van de inkomst en huldiging van Frans van Anjou, de in 1581 door de Staten-Generaal aangestelde soevereine vorst over de Nederlanden, op 20 April 1582 in Gent. Ondanks zijn jeugdige leeftijd wist De Rekenare ook als taalkundige, vooral in het Latijn, naam te maken.


De veilige calvinistische Gentse Republiek ging in september 1584 ten onder toen de Spanjaarden de stad na een beleg van bijna een jaar veroverden. Parma stond de inwoners die zich niet wilden bekeren tot het rooms-katholicisme toe nog twee jaar in de stad te blijven om hun zaken te regelen en vervolgens te vertrekken. Halverwege 1585 vertrok De Rekenare naar Dordrecht. De zwangere Adriana Teypins bleef nog achter. Zij regelde in augustus de afwikkeling van hun financiële schuld; er was beslag gelegd op het meubilair en de drukkerij. Zij voegde zich daarna bij Cornelis in Dordrecht, waar in december zoon Pieter werd geboren.


De Rekenare kwam in Dordrecht onder anderen in contact met de stadspensionaris Joost de Menyn, tevens curator van de Latijnse school, en Franciscus Marcellus, geneesheer-anatoom en eveneens curator, beiden afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden. Op hun voorspraak werd De Rekenare in de herfst van 1585 benoemd tot conrector van de Latijnse school. Toen rector Oridryus voorjaar 1591 overleed, kwam de rectorswoning, op de hoek Nieuwstraat/Augustijnenkamp, beschikbaar voor de conrector. De kwaliteiten van De Rekenare bezorgden hem tientallen kostleerlingen die ieder per jaar ongeveer 90 gulden voor kost en inwoning betaalden. Zij vonden onderdak in het ruime huis en in een aangepast gedeelte van de school.


In Dordrecht was De Rekenare in contact gekomen met de Dordtse humanistische kring met als vertegenwoordigers onder anderen de dichter Adriaan van Blijenburgh en de befaamde graecus Adriaan Marcellus. Deze Dordtenaren hadden een nauw contact met de Leidse kring. Daardoor groeide zijn wetenschappelijke netwerk dat nog belangrijker werd toen enkele jaren later Franciscus Nansius (ca.1520-1595) in 1591 tot professor Griekse taal en letteren aan de Dordtse school werd benoemd. Nansius, met wie Rekenarius bevriend raakte, maakte deel uit van een groep humanisten van de Leidse universiteit. De Leidse humanisten, onder wie Dousa, Lipsius en Vulcanius, hadden goede contacten met de Brugse en Leuvense humanisten. De niet-academicus De Rekenare raakte daardoor verder vertrouwd met de academische denkwereld. Zijn faam als dichter van Latijnse verzen ging al snel samen met de ‘loffelijke waardering’ voor zijn Griekse gedichten die de taalkundige David Lindanus (1570-1640) uitsprak. Rekenarius oogste ook waardering voor de bijdragen die hij leverde voor het album amicorum van bevriende wetenschappers, zoals voor Joannes Narssius, Peterus Scriverius en Petrus Cupus.


De in 1591 aangetrokken Nansius vervulde naast zijn onderwijstaak het rectoraat van de Dordtse school. Deze gecombineerde baan kon hij echter niet aan, waardoor Rekenarius als waarnemend-rector optrad. Dit resulteerde in een rectorbenoeming in januari 1592, maar daarbij werd Rekenarius ten gunste van Adrianus Marcellus gepasseerd. Deze woonde sinds 1585 in Dordrecht nadat hij als rector van de Griekse school in Antwerpen voor de Spanjaarden was gevlucht. Rekenarius’ kennis van het Grieks zou niet voldoende zijn geweest voor het rectorschap. Misschien was echter zijn ontbrekende academische vorming de oorzaak. Het door Rekenarius aangevraagde ontslag werd hem door de curatoren niet verleend. Waarschijnlijk vreesden die dat de gewaardeerde Rekenarius zijn tientallen kostleerlingen zou meenemen.


In augustus 1594 kreeg Rekenarius het rectoraat van de tweede Amsterdamse Latijnse school, die van de Oude Zijde, aangeboden tegen een jaarwedde van 500 gulden. De nieuwe school zou op 1 mei 1595 van start gaan. Rekenarius accepteerde, maar moest een jaar op zijn ontslag wachten. Eind september 1595 liet hij Dordrecht achter zich. Met hem vertrok een aanzienlijk aantal (kost)leerlingen uit de Dordtse school, onder wie de Dordtenaar Samuel Naeranus (1582-1641), de latere theoloog en dichter, om hem naar Amsterdam te volgen.


De nieuwe Amsterdamse school was gevestigd in het voormalige Bethaniënklooster in de Koestraat bij de Nieuwmarkt en was al begonnen onder conrector Jacobus Touwius. In het schip van de kloosterkerk bevonden zich de leslokalen en de rectorswoning was in het koor van de kapel. De verbouwde kapel bood de rector veel ruimte voor gezin en kostleerlingen. Rekenarius verleende daar ook Daniël Heinsius (1580-1655), humanistisch geleerde en dichter, gastvrijheid in zijn bibliotheek om daar diens kritische uitgave van Theocritus te kunnen voltooien.


Het motto dat Rekenarius in zijn leven hanteerde, luidde 'Elk sy sijn selfs Rekenare' of kortweg: 'Elck sijn Rekenaer'. Dit motto droeg hij ook uit, want een bijdrage van zijn hand in een liber amicorum van een wetenschapper was in het Latijn of Grieks of in beide talen gesteld, maar tevens voorzien van zijn devies. In juli 1603 overleed Rekenarius in Amsterdam. In datzelfde jaar werd op 6 oktober in Leiden zijn bibliotheek geveild.


Literatuur


G.D.J. Schotel, De Illustre school te Dordrecht (Utrecht 1857, hoofdstuk VI).
Ferdinand van der Haeghen, Bibliographie Gantoise, deel 1, H. XIX; deel 5, p. 330; deel 6, p. 49 (Gent 1858, 1865, 1867).
Victor van der Haeghen, Bijdragen tot de geschiedenis der hervormde kerk te Gent gedurende de jaren 1578-1584, (Bloeitijd der Gentsche Reformatie), in: Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 12 (Gent 1889), o.a. p. 113, 224, 226.
Biografisch Woordenboek der Nederlanden, deel 16, p. 231-232 (Haarlem 1874).
NNBW, deel 6, p. 1170-1171 (Leiden 1924).
E. van Geluk, Drukkers en geleerden, in: Th. H. Lunsingh Scheurleer en G.H.M. Postumus Meyjes ed., Leiden University in the seventeenth century, (Leiden 1975), p. 367-394.
H. van de Venne, Cornelius Rekenarius Hulstensis, drukker en schoolmeester in het Calvinistisch Gent (1579-1585) in: Ghendtsche tydinghen, 45e jaargang nr. 4-5 (Gent 2016).

Auteur

Cees Esseboom (juli 2016)