Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Familie Berck

1520 — 1582-1583 (Dordrecht)
Console in de Berckepoort voorstellend Matthijs Berck.

Console in de Berckepoort voorstellend Matthijs Berck

Regionaal Archief Dordrecht

Matthijs Berck, koopman in wijnen, moet rond 1520 zijn geboren; hij stierf in Dordrecht tussen 1 juni 1582 en 4 oktober 1583. Zoon van Jan Berck (overleden na 1544), koopman in wijnen te Emmerik (hertogdom Kleef), en Agneta van Dusseldorp. Aanvankelijk gevestigd te Emmerik, trok Matthijs naar Dordrecht waar hij in 1558 werd ingeschreven als lid van het wijnkopersgilde. Hij trouwde circa 1560 met Wilhelmina Tack (1536/37-1603), dochter van Huybert Tack, uit een bekend geslacht van wijnkopers te Duisburg en Dordrecht die in 1535 lid van het houtkopersgilde was geworden, en van Anna van Alblas Willemsdr. Zij kregen vijf kinderen: Johan, Agnes, Anna, Hubert en Willem.

De Bercks hebben gedurende vijf generaties, tot vroeg in de achttiende eeuw, een vooraanstaande rol gespeeld in het openbare leven van Dordrecht. In de loop der tijd zijn ze met alle belangrijke Dordtse geslachten verzwagerd maar hebben ze ook veel huwelijken binnen hun eigen familiekring gesloten. Vanuit hun huis de Berckepoort met zijn grote wijnkelders bleven zij aanvankelijk in wijn handelen als lid van de confrérie van Rijnse wijnkopers. Maar vanaf de derde Dordtse generatie raakte de wijnhandel op de achtergrond en speelden zij in toenemende mate een belangrijke rol in het openbare leven van de stad zelf. Vele leden van de familie Berck en hun verwanten werden raad, schepen of burgemeester, en vervulden ambten in het beheer en bestuur van de stedelijke of gewestelijke instellingen en bij de Munt van Holland op de Voorstraat.

Vanuit Emmerik, een stad aan de Rijn dicht bij de Gelderse grens en een knooppunt van de handel in Rijnwijn, heeft de vooraanstaande wijnkopersfamilie Berck zich in de zestiende eeuw in Dordrecht gevestigd. Stamvader Jan Berck kreeg twee zoons, Hendrick en Matthijs, van wie alle latere Dordtse Bercks afstammen.

Matthijs Jansz Berck treedt in 1544 op als koopman in wijnen te Dordrecht en gemachtigde van zijn vader Jan. Dank zij Matthijs’ huwelijk met een dochter uit het belangrijke Dordtse wijnkopersgeslacht Tack kwam Tacks huis De Lombaert op de hoek van de Nieuwstraat en de Voorstraat in hun bezit. Doordat Huybert Tacks enige zoon Gerrit, schepen van Dordrecht, in 1557 zonder mannelijk nageslacht overleed, werd het huis circa 1560 eigendom van Huyberts schoonzoon Matthijs Berck. Toen kreeg het ook de nog steeds gangbare naam Berckepoort, naar de toegangspoort aan de Voorstraat. Matthijs liet het huis aanzienlijk verfraaien en zette er de wijnhandel voort. In de jaren van de Opstand vorderde de magistraat dit zeer grote en naar de normen van die tijd luxueus ingerichte huis herhaaldelijk als onderkomen voor voorname gasten van de stad met hun gevolg. De hertog van Alva in april 1572 en even later in dat jaar diens tegenstander, geuzenleider Lumey, en in 1575-1576 Willem van Oranje logeerden er. Diens derde echtgenote Charlotte de Bourbon beviel er op 31 maart 1576 van hun dochter Louise Juliana. Landvoogd Robert Dudley, graaf van Leicester, verbleef er twee maanden in 1585.

Verscheidene leden van het geslacht Berck springen eruit door hun bijzondere rol in het openbare leven. De Bercks waren verdeeld over twee takken, die door onderlinge huwelijken echter weer met elkaar verzwagerd raakten. Balen noemt de tak van Hendrick Jansz de oudste, maar volgens de chronologie van de levensdata kan ook zijn broer Matthijs de oudste zoon zijn geweest. Een zoon van Hendrick Jansz Berck (overleden na 1566) en Lucretia van Jeuckeren, was Dirck Hendricks Berck (ca.1551-1589), lid van het houtkopersgilde. Hij trouwde met Erkenraet van Berckenrode (circa 1555-na 1610), afkomstig uit een Haarlemse familie. Hun zoon Johan Dircksz Berck (vóór 1582-1656), werd in 1613 griffier van de Munt van Holland, in 1622 schepen van Dordrecht en secretaris van de Weeskamer, in 1633 thesaurier en in 1650-1652 burgemeester; hij trouwde in 1607 met Johanna van Diemen Jacobsdr (overleden 1667) en kreeg bij haar vijf kinderen. Hun drie dochters trouwden in Dordtse regeringsfamilies: Emerentia in 1638 met Christiaan Snellen, heer van Werkendam; Margaretha in 1640 met burgemeester Johan Hermansz Hallincq (1616-1706) en Erkenraet in 1646 met mr. Johan Repelaer Anthonisz (1617-1651), raad van de stad in 1647 en 1648.

De zoon van Johan Berck en Johanna van Diemen, mr. Dirck Johansz Berck (vóór 1610-1665), ging na zijn studie te Leiden (1627 en 1632) op grand tour (studiereis) en promoveerde in 1635 in de rechten te Poitiers. Bij terugkeer werd hij nog in 1635 benoemd tot secretaris van de Weeskamer en in 1636 volgde hij zijn vader op als griffier van de Munt. Hij werd raad van Dordrecht in 1638, schepen in 1643, 1652 en 1664, en burgemeester van ’s heeren wegen in 1652. In 1635 trouwde hij met Johanna, dochter van de Antwerpenaar Pompeius Jacobsz de Roovere (1571-1638), vanaf 1625 heer van Hardinxveld, waardijn van de Munt in 1634, baljuw van Zuid-Holland, en van zijn tweede vrouw Margaretha Muys van Holy. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, beiden in 1661 student in de rechten in Franeker. Op 4 april 1668 zijn ze samen in Harderwijk gepromoveerd. Mr. Pompeius Dircksz Berck (1641-1702), heer van West-IJsselmonde, de Lindt enz., was griffier van de Munt in 1666 als opvolger van zijn vader, oudraad en vele malen schepen van Dordrecht, afgevaardigd naar de Staten van Holland, in 1672 getrouwd met de weduwe Helena Wittens, uit Dirksland. De tweede zoon, mr. Johan Dircksz Berck (1643-na 1675), was controleur van de convooien en licenten te Hoorn, en trouwde in 1668 met zijn volle nicht Johanna Snellen, dochter van zijn oom Christiaan Snellen en Emerentia Berck. De Berckepoort kwam in het bezit van Pompeius Dircksz Berck na het overlijden van Alida de Roovere, de weduwe van zijn achterrneef Matthijs Johansz Berck, uit de jongere tak van het geslacht.

De (volgens Balen) jongere tak stamt van Matthijs Jansz Berck, de eerste eigenaar van de Berckepoort. Zijn oudste zoon mr. Johan Matthijsz Berck, vrijheer van Goidschalxoord, was in zijn tijd de bekendste van zijn familie, en hij is de enige die functies op nationaal plan heeft bekleed. Hij werd geboren te Dordrecht op 5 mei 1565 als zoon van Matthijs Berck en Wilhelmina Tack en overleed daar op 18 augustus 1627. Hij ging te Leiden studeren op 25 januari 1580 en daarna op grand tour naar Orléans om daar te promoveren. Hij kwam er op 9 juni 1587 aan en vertrok weer op 3 februari 1588. Hij promoveerde in Orléans tussen 23 december 1587 en 5 april 1588 tot doctor in de rechten en was er tevens quaestor (penningmeester) van de natie.

In 1590 trouwde hij met Erkenraet van Berckenrode, de weduwe van zijn volle neef Dirck Hendricksz Berck die het jaar daarvoor was overleden. Na haar overlijden trouwde hij met Maria Buysen, dochter van dr. Cornelis Buysen, schepen van Breda en lijfarts van prins Maurits. Hij werd pensionaris en secretaris van Dordrecht in 1591, stadhouder van de lenen van Merwede in 1613 en schepen in 1622. Vanaf 1605, na de dood van zijn moeder, woonde hij in het familiehuis de Berckepoort. De Staten-Generaal vaardigden hem in 1607 en 1610 als extraordinaris envoyé (gezant) af naar Engeland, in 1610 naar Düsseldorf en in 1615 naar Denemarken. Ten slotte werd hij benoemd tot ordinaris ambassadeur in de Republiek Venetië, waar hij van 1622 tot 1627 verbleef, maar tot zijn grote teleurstelling weinig succes boekte. In 1610 werd hij in Engeland tot ridder geslagen, later in Venetië tot ridder van San Marco. In 1626 werd hij aangeslagen voor het aanzienlijke vermogen van 200.000 gulden. Hij werd begraven in de Dordtse Augustijnenkerk; de monumentale gedenktafel boven zijn graf is in 1795 vernield. Zijn oudste dochter Dorothea, vrouwe van Alblasserdam (1593-1684), trouwde in 1616 met Joseph Coymans (1591-na 1660), linnenkoopman te Haarlem, zoon van de Amsterdamse koopman Balthasar Coymans die in 1631 met een vermogen van 400.000 gulden de op twee na rijkste inwoner van de Republiek was; in 1644 werden Dorothea en Joseph in Haarlem door Frans Hals geportretteerd.

Johans oudste zoon uit het eerste huwelijk, mr. Matthijs Johansz Berck, vrijheer van Goidschalxoord (1591-1655), in 1616 student in de rechten te Padua waar hij moet zijn gepromoveerd, werd schepen van Dordrecht in 1621, secretaris in 1622 en pensionaris in 1634-1653. Hij trouwde met Alida (overleden 1678), dochter van Pompeius Jacobsz de Roovere en Margaretha Muys van Holy, en een zuster van Johanna, getrouwd met zijn achterneef Dirck Johansz Berck, zoals hierboven genoemd.

Uit dit huwelijk kwamen behalve twee dochters ook twee zoons voort, Johan en Pompeius. De beide zoons gingen samen op grand tour en studeerden in 1649 op hun beurt rechten in Padua, na eerdere studie te Leiden. Johan Matthijsz Berck (1625-1666), werd schepen van Dordrecht in 1650 en in 1655 secretaris en pensionaris als opvolger van zijn vader. Hij trouwde met Lucretia, dochter van mr. Coenraad Nicolaesz Ruysch (1586-1654), burgemeester van Dordrecht in 1652-1653. Zijn broer Pompeius Matthijsz Berck (1626-1691), vrijheer van Goidschalxoord, was schepen vanaf 1656, oudraad, burgemeester van Dordrecht in 1676-1678 en 1688-1689, dijkgraaf van Mijnsheerenland van Moerkerken en hoogdijkheemraad van de Alblasserwaard; hij werd meermaals afgevaardigd naar de Admiraliteit op de Maze in Rotterdam en naar de Staten van Holland in Den Haag. In 1656 trouwde hij met zijn volle nicht Margaretha de Roovere (1637-1688), dochter van zijn oom Pieter Pompeiusz de Roovere, heer van Hardinxveld (overleden 1652) en van Sophia Cornelisdr van Beveren, die zelf een dochter was van de machtige Dordtse burgemeester Cornelis Jacobsz van Beveren (1568-1641).

Het Berckepad herinnert nog aan de familie.

Literatuur

Genealogie op www.uwstamboomonline.nl/passie/sites/

Balen, II, p. 939-950.
NNBW, I, p. 207.

W. Dolk, Het serment van de Munt van Holland te Dordrecht; in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, 5 (1951), p. 119-171; 10 (1956), p. 47-106.
O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, residerende in het buitenland 1584-1810 (’s-Gravenhage, Martinus Nijhoff 1976), p. 460-461.
G. Veldhuijzen, Nieuwe heeren, nieuwe kussens. Het regentenpatriciaat van Dordrecht 1672-1685 (Kwartaal & Teken Extra 7, Dordrecht Gemeentelijke Archiefdienst, 1988).
E. Havers, De Berckepoort en haar bewoners; in: Heemschut, 75 (februari 1998), p. 32-33.

Auteur

Willem Frijhoff (augustus 2017, aangevuld november 2018)