Jean Domique Bauduin werd 30 december 1677 in Fumay, gelegen in het prinsbisdom Luik, gedoopt en overleed in Maastricht op 11 juni 1770. Hij was de zoon van Jean Bauduin (?-Fumay 5 april 1693) en Elisabeth Couppeis (Fumay gedoopt 16 november 1649-Fumay 23 oktober 1724).
Hij trouwde op 6 juli 1704 in Maastricht met Jeanne Antoinette Scaillet (Maastricht gedoopt 17 april 1681-Maastricht 9 februari 1769). Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren:
- Johannes Mathias (gedoopt 24 februari 1705-Maastricht 31 mei 1793)
- Marie Elisabeth (gedoopt 5 mei 1707-Maastricht 3 december 1799)
- Johannes (gedoopt 24 maart 1710-Dordrecht na 1782)
- Joseph (gedoopt 1 juli 1711-Maastricht 2 januari 1792)
- Dominicus (gedoopt 26 januari 1713-?)
- Arnold (gedoopt 22 juni 1716-Luik 3 april 1797)
- Dominicus Leonardus (Dordrecht gedoopt 29 augustus 1718-Maastricht 14 juli 1809)
- Anna Maria, religieus overste in Maastricht (gedoopt 9 februari 1721-Maastricht 1 januari 1795)
Alle kinderen werden geboren in Maastricht, met uitzondering van Dominicus Leonardus; zijn naam komt namelijk voor in het doopregister van de Rooms-Katholieke kerk in Dordrecht. Peetouders waren Lambertus Wouters en Maria Manaij. Waarschijnlijk was de vrouw van Jean Dominique, maasschipper, meegevaren naar Dordrecht waar Dominicus Leonardus werd geboren.
De oorsprong van het geslacht Bauduin ligt in de Franse Ardennen in het stadje Fumay sur la Meuse. Over de eerste Bauduins is weinig bekend, daar veel archiefstukken in Fumay verloren zijn gegaan. Het geslacht Bauduin zou samen met het geslacht Penn bekend worden in de Dordtse handel en industrie. Uit de nazaten van Jean Dominique Bauduin en Jeanne Antoinette komen de geslachten Bauduin en Penn bij elkaar. Achterkleindochter Adriana (Dordrecht gedoopt 10 juli 1780-Dordrecht 16 januari 1864) trouwde namelijk in Dordrecht op 22 november 1806 met de arts Hubertus Jodocus Penn (Uerdingen, Krefeld gedoopt 20 juli 1768-Dordrecht 15 april 1847).
Jean Dominique Bauduin had negen broers en zusters: Philippe François (1670), Pierre (1671), Elisabeth (1672), Jean Joseph (1675), Anne Marie (1680), Maria Ludovica (1683), Georgius Antonius (1685), Elisabeth Romana (1688) en Elisabetha (1690). Als Maasschipper voer hij naar Nijmegen en Dordrecht. Hij handelde in kolen, kalk, zout, specerijen, bouwmaterialen en levensmiddelen. Na zijn huwelijk werd hij inwoner van Maastricht. Hier kocht hij het huis ‘de Olifant’ in de Stokstraat. Een tiental jaren later, in 1714, bouwde Jean Dominique een huis in de Plankstraat met de naam ‘in de Duysentvrees’.
Johannes Bauduin was het derde kind van Jean Dominique Bauduin en Jeanne Antoinette Scaillet. Evenals zijn vader was hij Maasschipper. Hij werd 20 juni 1748 inwoner van Roermond. Hier richtte hij een zeepziederij op. Op 29 juni 1741 was hij in Dordrecht in het huwelijk getreden met Jeanne Johanna Sayers (Dordrecht gedoopt 8 mei 1712-Roermond 15 februari 1760), waarbij de huwelijksakte meldde ‘Jan Boudewijns (Johannes Bauduin), woont scheep, leggende in de Kalkhaven, hebbende schriftelijk consent van zijnen vader Dominicus Boudewijns’. Dit echtpaar kreeg vier kinderen:
- Franciscus Dominicus (Dordrecht gedoopt 22 februari 1742-Dordrecht 7 januari 1795)
- Antoinette Aldegonde (Roermond gedoopt 27 januari 1746-Maastricht 21 september 1828)
- Johannis Franciscus (Dordrecht gedoopt 4 maart 1748-?)
- Catherine Jeanne (Roermond gedoopt 20 juni 1754-Maastricht 8 juli 1824)
Waarschijnlijk is Johannes Bauduin na de dood van zijn vrouw in 1760 in Dordrecht gaan wonen, daar zijn zoon Franciscus Dominicus daar de Latijnse school volgde. Johannes Bauduin moet overleden zijn na 1782, daar hij in dat jaar nog als peetvader wordt genoemd.
Franciscus Dominicus Bauduin studeerde na zijn studie aan de Latijnse school medicijnen in Leiden. Daar promoveerde hij 23 oktober 1769 tot doctor in de geneeskunde. Hij trouwde op 3 augustus 1777 in Oegstgeest met Agatha Rens (Dordrecht gedoopt 7 juli 1751-Dordrecht 5 oktober 1801). Franciscus Dominicus werd arts in Dordrecht en woonde aan de Blauwpoort. Het echtpaar kreeg zeven kinderen:
- Johannes Adrianus (Dordrecht gedoopt 15 mei 1779-Dordrecht 10 januari 1780)
- Adriana Johanna (Dordrecht gedoopt 10 juli 1780-Dordrecht 28 februari 1877)
- Johannes Jacobus (Dordrecht gedoopt 1782-’s-Hertogenbosch 23 februari 1843)
- Franciscus Dominicus Andreas (Dordrecht gedoopt 30 november 1785-Dordrecht 25 juli 1846)
- Dominicus Aegidius (Dordrecht gedoopt 20 augustus 1787-Dordrecht 20 augustus 1787)
- Dominicus Matheus (Dordrecht gedoopt 27 maart 1789-Rotterdam 25 oktober 1860)
- Agatha Anna (Dordrecht gedoopt 5 oktober 1790-Dordrecht 17 augustus 1791)
Franciscus Dominicus werd 12 januari 1795 begraven in de Dordtse Grote Kerk ‘met de lijkkoets bijgeset ten thien uuren, oud contra 53 jaer’. Zijn dochter Adriana Johanna Bauduin huwde 22 november 1806 met Hubertus Jodocus Penn (Uerdingen, Krefeld gedoopt 20 juli 1768-Dordrecht 15 april 1847), zoon van de Rijnschipper Anthonius Penn en Anna Margaretha Franck. Waarschijnlijk begon hij in Duitsland met de studie medicijnen die hij afrondde in Leiden. Op 11 juni 1794 promoveerde hij tot doctor in de medicijnen en vestigde zich als arts in Dordrecht. Het echtpaar Penn-Bauduin betrok het fraaie woonhuis ‘Bever-Schaap’ aan het Maartensgat (later de Korte Engelenburgerkade genoemd). Samen kregen zij tien kinderen:
- Antonius Dominicus (Dordrecht 1807-Dordrecht 14 november 1837), medicinae doctor, getrouwd 1 juni 1836 te Amsterdam met Anna Maria Sundorff
- Agatha Margaretha (Dordrecht 29 december 1808-Dordrecht 17 juli 1884)
- Christina Francisca (Dordrecht 17 oktober 1810-Dordrecht 12 juni 1888)
- Johannes Jacobus (Dordrecht 21 november 1812-Dordrecht 22 januari 1849)
- Paulina Hendrica (Henriëtte) (Dordrecht 3 november 1815-? 1892)
- Johanna Huberdina Adriana (Dordrecht 30 november 1816-Dordrecht 20 februari 1907)
- Ferdinandus Johannes (Dordrecht 12 maart 1818-1890)
- Hubertus Jodocus (Dordrecht 28 april 1820-Dordrecht 20 februari 1877), getrouwd 24 juli te Dordrecht met Johanna Catharina Barendrecht
- Jacobus (Dordrecht 8 december 1821-Hilversum 12 januari 1890), medicinae doctor, getrouwd 7 december 1867 te Amsterdam met Apolonia Maria Leonora Herckenrath
- Elizabeth Johanna (Dordrecht 14 januari 1826)
Op 15 oktober 1844 herdacht Hubertus Jodocus Penn zijn 50-jarige jubileum als geneesheer bij welke gelegenheid hem de ridderorde van de Nederlandse Leeuw werd verleend en hij van de Dordtse medicinae doctores een fraai bewerkte zilveren beker ontving. Naast zijn arbeid als arts vormde hij met zijn zwager Franciscus Dominicus Andreas Bauduin een compagnonschap onder de naam Penn & Bauduin. Als Maasreders kochten zij in 1836 in de Kleine Kalkstraat een loods voor hun handel in kalk, stenen, tras, dakleien en steenkool.
Franciscus Dominicus Andreas Bauduin (gedoopt 30 november 1785) was de broer van Adriana. Hij huwde zaterdag 29 september 1810 met Maria Jacoba Masion (Dordrecht gedoopt 15 maart 1788-Utrecht 30 september 1850) en woonde op de Voorstraat bij de Nieuwbrug. Na zich gevestigd te hebben aan de Kuipershaven in het pand ‘de Speykermandt’ kocht hij het ‘Huis met de hoofden’ op de hoek van de Nieuwe Haven en het Vlak. Franciscus Dominicus Andreas overleed 25 juli 1846. Na het overlijden van haar echtgenoot verhuisde Maria Jacoba Masion naar Utrecht, waar zij is overleden. Het echtpaar kreeg negen kinderen, van wie de zoons protestant óf onkerkelijk werden; de dochters bleven rooms-katholiek:
- Maria Agatha Francisca (1811-1871)
- Angelique Francisca (1813-1882)
- Johannes Jacobus (1815-1876)
- Catharina Johanna (1817-1884)
- Antonius Franciscus (1820-1885)
- Josephine Marie (1823-1874)
- Franciscus Dominicus (1825-1885)
- Dominicus Franciscus Antonius (1827-1909)
- Albertus Johannes (1829-1890)
Naast het compagnonschap met zijn zwager Hubertus Jodocus Penn bezat Franciscus Dominicus Andreas Bauduin samen met zijn broer Dominicus Matheus een likeurstokerij in de Visstraat onder de firmanaam Bauduin & Co. Op 25 april 1839 diende hij bij de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een verzoek in een metaalgieterij in het pand in de Visstraat te vestigen. Na goedkeuring door de Gedeputeerde Staten werd deze metaalgieterij op 1 april in gebruik genomen; er werden onder meer bronzen gaskranen en koperwerk voor schepen vervaardigd. Na het overlijden van Franciscus Dominicus Andreas Bauduin zette de zoon van zijn zuster Adriana Johanna Penn-Bauduin, Ferdinand Johannes Penn (1818-1890), de metaalgieterij voort onder zijn eigen firmanaam IJzergieterij F.J. Penn & Co. In 1847 vestigde hij die onderneming aan de ’s-Gravendeelsedijk (de Mijl). Het bedrijf groeide snel; in 1854 waren er 100 man aan het werk.
Voor molens in onder meer Maasdam, Goidschalxoord (Heinenoord), Mijnsheerenland en Kinderdijk werden gietijzeren assen vervaardigd tot een lengte van ruim vijf meter. Voor de molen in Mijnsheerenland werd in 1858 ook een scheprad gemaakt met een doorsnede van 6,60 meter. Op de Dordrechtsche Flora van 1850, de achtste tentoonstelling van het Genootschap voor tuin- en landbouw, kreeg de firma een zilveren medaille voor een werkstuk van vier gegoten ijzeren tuinbanken. In 1854 verwierf de firma de opdracht voor de vervaardiging van een kapitale ijzeren brug over een van de havens van Vlissingen.
De brug uit 1864 op de begraafplaats in Oud-Beijerland, samengesteld uit kunstige smeed- en gietijzeren delen, is een Rijksmonument vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde. De Dordrechtsche Courant meldde 6 oktober 1855: 'Te Rotterdam is verleden week de ijzeren draaibrug in de Maaslaan, aan het Boschland, voor het publiek geopend. Deze geheel van geslagen ijzer vervaardigde draaibrug is de grootste tot heden bekend, welke alleen op de spil draait. De bewegingstoestellen zijn zeer eenvoudig en gemakkelijk, zodat één persoon dit kolossale ligchaam van circa 25 ellen lengte en 5 ellen breedte en waarvan het gewigt ongeveer 45.000 Ned. ponden bedraagt, zeer gemakkelijk in beweging brengt. Deze brug, vervaardigd in de fabriek der firma F.J. Penn & Co alhier, wordt in bovengemelde stad als een kunststuk geroemd'.
Op 28 december 1866 werd de ijzergieterij van Ferdinand Johannes Penn ontbonden en werd een vennootschap aangegaan met zijn broer Hubertus Jodocus Penn (1820-1877) en zijn neef Johannes Jacobus Bauduin (1815-1867), opvolgers van het bedrijf Penn & Bauduin, handel in kalk, stenen, tras, dakleien en steenkool in de Kleine Kalkstraat. De drie familieleden gingen verder onder de firmanaam Penn & Bauduin, gevestigd aan de ’s-Gravendeelsedijk.
Het bedrijf nam in betekenis toe, zodat de beschikbare ruimte te klein werd en er moest worden overgegaan tot de bouw van een grotere ijzergieterij. J.J. Bauduin en H.J. Penn namen daarvoor 1 april 1867 Gijsbert van Aardenne (1841-1909) in dienst, onder wiens leiding de nieuwe gieterij werd gebouwd. In 1876 overleed Johannes Jacobus Bauduin en een jaar later Hubertus Jodocus Penn. Van Aardenne nam, samen met Stephanus Wille, de zaak over, waarbij de firmanaam Penn & Bauduin behouden bleef. In 1906 vertrok Wille en werd Penn en Bauduin een bedrijf onder leiding van de familie Van Aardenne.
Tot de Tweede Wereldoorlog maakte de firmanaam als bouwer van bruggen en vuurtorens. Zo werd bijvoorbeeld op 12 december 1936 de door Penn & Bauduin gebouwde Moerdijkbrug geopend door koningin Wilhelmina. Na de oorlog moesten heel wat bruggen hersteld worden, maar werden ook nieuwe bruggen gebouwd, onder meer de Merwedebrug tussen Dordrecht en Papendrecht, opengesteld op 23 september 1967. Omstreeks 1970 kwam het bedrijf in de problemen; machines waren verouderd, er was te weinig personeel, de prijzen waren hoog en er waren onvoldoende investeringen. De inmiddels ‘koninklijke’ Penn & Bauduin werd overgenomen door de firma Troost uit Pernis, die op het terrein olieplatformen liet bouwen.
In 1978 kwam Penn & Bauduin in handen van staalconstructiebedrijf De Groot uit Zwijndrecht; de naam koninklijke Penn & Bauduin werd gewijzigd in Grootint Dordrecht. Vanwege het uitblijven van grote opdrachten werd het bedrijf in 1996 gesloten en kwam er een einde aan dit voor de Dordtse economie zo belangrijke familiebedrijf. Het enige wat nog herinnert aan het bedrijf Penn & Bauduin, zijn putdeksels die op sommige plaatsen in de stad nog terug te vinden zijn.
Bronnen
RAD, toegang 256.
Met dank aan mevrouw E. de van der Schueren-Bauduin voor de familie- en bedrijfsgegevens uit het familiearchief.
C. van Sluijs, Penn & Bauduin Grootint Dordrecht 1843-1993: 150 jaar bedrijfshistorie (Dordrecht 1993).
Auteur
Herman A. van Duinen (oktober 2017)