Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Henderick Joosten Speuy

Circa 1575 (Brielle) — 01-10-1625 (Dordrecht)
Titelblad van de Psalmen Davids

Titelblad van de Psalmen Davids

17e eeuw

Geboren vermoedelijk te Brielle omstreeks 1575, overleden te Dordrecht op 1 oktober 1625. Gehuwd op 24 november 1602 met Abigael Dionisiusdr. Slenacken, overleden te Dordrecht in 1625. Precieze aantal kinderen onbekend. Vanaf 1595 was Speuy organist te Dordrecht. Hij is met name van belang als auteur van De psalmen Davids / gestelt op het tabulatuer van het orghel ende clavecymmel, gedrukt bij stadgenoot Peeter Verhaghen, de vroegst bekende in druk verschenen klaviermuziek in de Nederlanden.

Bij gebrek aan bronnen is de biografische informatie onvolledig. De huwelijksinschrijving in het trouwboek van de Augustijnenkerk van 27 oktober 1602 vermeldt ‘Hendrick Joosten Spaij’ als ‘organist uit den Brijll’. Zijn vader was vermoedelijk Joost Dircks (overleden 1585), in 1558 organist van de Pieterskerk in Leiden en in 1561 aangesteld als organist te Brielle. Bij gebrek aan doopboeken kan een geboortejaar of -datum van Henderick in Brielle niet worden vastgesteld. Ook het precieze aantal kinderen van Henderick en Abigael is onduidelijk. De doopregisters van de Dordtse Hervormde Gemeente vermelden vader Speuy in juni 1607 en beide ouders in augustus 1611, januari 1613 en december 1616, steeds zonder datum of naam van de dopeling. Een hoofdgeldkahier vermeldt in 1622 drie kinderen. In 1626 registreert de Weeskamer een legaat aan twee dochters: Emerentia ‘out omtrent 23 jaren’ en Lysbeth ‘omtrent 8 jaren’. Tegen de zin van schoonvader muntmeester Pieter Cornelisz. van Beveren (1569-1637) huwde Emerentia op 7 februari 1627 in Zwijndrecht met vaandrig Pieter van Beveren (1599-circa 1655), in maart dat jaar werd een zoon Pieter gedoopt. Al in 1630 hertrouwde de vader als weduwnaar, moeder en eerste kind worden niet vermeld in de door Matthijs Balen gepubliceerde genealogie van de familie Van Beveren.

Per 22 juli 1595 werd Henderick Speuy door de kerkmeesters voor 150 ponden per jaar aangesteld als organist naast Adriaen Servaesz, in de Dordtse bronnen aanwijsbaar als organist van de Grote en Augustijnenkerk vanaf 1588 tot 1600. Vergeleken met hun voorgangers van voor de Alteratie van 1572 zal de taakstelling van de twee organisten bescheiden zijn geweest: eind augustus 1597 werden beiden volgens de kerkenraadsacta geïnstrueerd of ‘vermaent’ terstond na de predicatie met het spelen van psalmen te beginnen, eventueel gevolgd door ‘grave stichtelicke stucken’. Oudjaarsdag dat jaar werd nogmaals opgetekend de organisten te ‘vermaenen dat sij in de kercke willen spelen psalmen ofte motetten ende lichtvaaerdige stucksenkens achterweghen laten’. Begin 1600 beklaagde de kerkenraad zich over het lichtvaardig spel bij de burgemeester, waarop ‘insonderen den joncman Spuey’ heftig door schout en burgemeester werd vermaand. Veertien jaar later honoreerde de kerkenraad het verzoek van mr. Henryc wegens hardhorendheid beneden in de kerk te komen zitten, onder conditie ‘hem stichtelijc te dragen’. In juli 1621 volgde evenwel een verzoek aan de burgemeesters om de organist ook zondagmiddag na de predicatie in de Grote Kerk te laten spelen. Eerst begin 1638 werd in Dordrecht besloten de volkszang door orgelspel te laten begeleiden.

In Brielle moet de nog jonge Henderick Speuy getuige zijn geweest van de bouw van een nieuw orgel door Peter Janszoon de Swart (circa 1536-1597). Waarschijnlijk ging het grote Niehoff-orgel (1563) van Brielle verloren onder de geuzenterreur van 1572. Ter compensatie in zijn levensonderhoud werd organist Joost Dircksz in 1580 belast met de inning van de kapittelrenten en het ‘coopen en bestellen’ van een nieuw orgel. Het onderhoud van de Dordtse stadsorgels werd in 1600 toevertrouwd aan de Nijmeegse orgelmaker Albert Kiespenning (overleden circa 1624). Met hem moet Speuy intensief contact hebben onderhouden. In 1601 was ‘den organist van Dordrecht’ betrokken bij de keuring van werk van Kiespenning in de Grote Kerk van Den Haag. De magistraat van Breda verzocht in juli 1606 ‘meester Henrick orgelmaecker [sic] tot Dordrecht’ om ‘den orgelmaecker van Nieumegen jegentwoordich tot ul. huys gelogeert zijnde’ te doen overkomen. In 1614 leverde Kiespenning een nieuw orgel in de Augustijnenkerk, een instrument dat in latere literatuur vaak abusievelijk in de Grote Kerk werd gesitueerd. Het instrument werd gekeurd door Jan Pieterszoon Sweelinck (1561-1621) uit Amsterdam, bij welke gelegenheid het stadsclavecimbel voor rekening van de kerk werd getransporteerd naar herberg De Pauw. In 1617 betaalden de kerkmeesters Speuy voor schoonmaak van het orgel in de Augustijnenkerk en onkosten met de orgelmaker aan dat van de Grote Kerk, in 1621 voor buitengewone reparatie aan de balgen in de Grote Kerk. In augustus 1624 ontving Gerrit Kiespenning de opdracht voor reparatie en ‘een nijeu pedael’ in de Grote Kerk, dat echter eerst na het overlijden van Speuy in oktober 1625 kon worden opgeleverd.

In 1602 ontving Speuy naast zijn kerkelijk honorarium ook van de stad een bedrag van 100 ponden, over een aantal jaren daarvoor ontbreken de stadsrekeningen. Hetzelfde jaar gaven de kerkmeesters hem twaalf ponden extra wegens excessieve ziektekosten en betaalde ook de stad hem een voorschot van 120 ponden. Twee jaar later werd zijn stedelijk honorarium verhoogd tot 150 ponden en een toelage van 60 ponden voor huishuur. Eveneens in 1604 werd Speuy als ‘organist deser stede’ het beheer toevertrouwd van een ‘tot ere van de stadt’ bij Jacques Narrot aangeschaft, door Gerrit Gerritsz beschilderd klavecimbel. In 1606 volgde nogmaals een salarisverhoging van 50 en een extra verering van 150 ponden, nadat de magistraat van Middelburg Speuy voor 400 gulden een betrekking als organist had aangeboden. In 1609 ontving Speuy van de stad een verering van 25 ponden voor het berichten van ‘de tydinghe vant besluyten van den Treves’, oftewel het Twaalfjarig Bestand. In 1619 werd zijn stedelijk honorarium nog eens verhoogd tot 250 ponden.

In 1604 verzorgde Speuy de redactie of het ‘oversien’ van de berijmde psalmen opgenomen achter in een verbeterde vertaling van het Nieuwe Testament van de Dordste predikant Servatius van Neersoon of Naereanus (circa 1550-1608), uitgegeven door de Dordtse drukker Abraham Canin (circa 1561-circa 1606). In 1610 volgde de uitgave van zijn Psalmen Davids bij Peeter Verhaghen (circa 1548-1628), boekverkoper in de drukkerij tegenover de Wijnbrug. Van deze uitgave bleef een tweetal exemplaren bewaard, één in de collectie William Euing van de University of Glasgow en één in het British Museum in Londen. Het Londense exemplaar is Franstalig opgedragen aan de Engelse koning Jacobus I (1566-1625), het Schotse aan de Staten-Generaal van de Verenigde Provinciën die Speuy in februari 1611 een verering van 60 pond betaalden. In 1610 verstrekte ook de stad Dordrecht Speuy een verering van 100 ponden voor het aanbieden van zijn Psalmen Davids. De magistraat van Gouda vereerde hem dat jaar twaalf gulden voor maar liefst ‘dertyen exemplaren ofte boecken inhoudende de psalmen Davidts’, de stad Haarlem 23 ponden en tien schellingen ‘voort geschenck van thien exemplaren’. Verdere vereringen zijn nawijsbaar van de steden Den Haag, Middelburg en Veere. In het stadsarchief van Veere bleef het begeleidende rekest bewaard, waarin Speuy uiteenzet ‘hoe dat hij met seer groote neerstigchheit, door sijne studie ende arbeijt, gecomponeert, ende tot druck doen stellen heeft, seeckere schoone heerlijcke Psalmen Davits, inder musijcke, diergelijcke noijt te vooren in dese Vereenichde Nederlandtsche Provincien en sijn utgegeven ofte in druck geweest’.

De bladmuziek van Speuy wordt in de Dordtse druk voorafgegaan door een mogelijk autograaf achrostichon gericht tot de Griekse criticaster Zoïlus, na de dedicatie gevolgd door een Latijns lofdicht op de componist van de hand van Gerardus Joannes Vossius (1577-1649), rector van de Latijnse school. De bundel bevat 24 bewerkingen van in totaal twintig psalmmelodiëen, de Lof-sanck Maria en het Vader Ons in hemelrijck, waarvan evenals van Psalm 40 een tweetal bewerkingen is opgenomen. In alle gevallen wordt de melodie of 'voys' in lange notenwaarden vergezeld van een beweeglijke tegenstem in merendeels achtste- en zestiende notenbeweging. In drie gevallen ligt de melodie in de superius of rechterhand, in vier in de bas of linkerhand, in de overige bewerkingen wisselend in beide stemmen. De muziek is naar Engels gebruik genoteerd in systemen van twee notenbalken van elk zes lijnen. De door Verhagen toegepaste matrijzendruk maakte het noteren van meerdere stemmen op één balk gecompliceerd. Het voorwoord van het Amsterdamse Tabulatuurboeck van psalmen en fantasyen (1659) van Anthoni van Noordt (circa 1619-1675) vermeldt dan ook dat dusdanige tabulaturen ‘niet op de gewoonlicke wijze van drucken konnen gemeen gemaeckt, maer met platen hier toe afsonderlick gesneden, moeten ghedruckt worden’. Ook het in de Franstalige opdracht vermelde doel dat vooral de aan het bespelen van orgels en spinetten verslaafde jeugd ‘s’accoutume à jouer sur ceux ces sainctes cantiques’ is een mogelijke verklaring dat Speuy’s gedrukte tabulatuur, in tegenstelling tot diverse uitsluitend in handschrift overgeleverde liedbewerkingen van Sweelinck, uitsluitend tweestemmige bewerkingen bevat.

Het in Glasgow bewaarde exemplaar van Speuys psalmen vermeldt als datum van opdracht 1 januari 1610, dat in Londen 5 april van dat jaar. Een inventarislijst van de bibliotheek van Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) vermeldt ‘certains pseaumes de David par Henry Spuy organist à Dordrecht, 1621’. Niet duidelijk wordt of het hier gaat om een verschrijving, een herdruk of zelfs de uitgave van een nieuwe bundel. Een boedelbeschrijving van de Dordtse stadsorganist Jacob van Blanckenburch (circa 1604-1656) van 7 augustus 1656 vermeldt eveneens ‘de psalmen Davidts op tabilituer van Hendrick Speuij’. In een eerder testament van 20 mei 1652 liet Van Blanckenburch zijn muziekboeken na aan zijn latere opvolger Adriaen Broeders (overleden 1696?), op voorwaarde dat de andere leerlingen deze te allen tijde mochten kopieëren. Van Speuy’s psalm 42 is onder de Duitse titel Wie nach einer Wasserquelle een afschrift bekend in een zeventiende-eeuwse tabulatuur afkomstig uit het tegenwoordig Noord-Slowaakse Bardejov (Bartfeld/Bártfa), bewaard in de Nationale Széchényibibliotheek in Boedapest. In 1943 werd deze in afschrift anoniem overgeleverde bewerking door Max Seiffert (1868-1948) gepubliceerd onder de werken voor orgel of clavecimbel van of toegeschreven aan Jan Pieterszoon Sweelinck, van wie meerdere werken in dezelfde tabulatuur zijn afgeschreven.

Intussen was het werk van Speuy in Nederland onder de aandacht gebracht door organist en publicist Jan Zwart (1877-1937) die in Londen een fotografische reproductie van de muziek liet maken en er in mei 1926 over publiceerde in zijn eigen Orgelistenblad en over refereerde op onder meer de eerste Orgeldag voor Nederlandsche orgelkunst en -historie op 26 augustus 1931 te ‘s-Hertogenbosch. Ook vertolkte Zwart Speuy’s bewerkingen voor de NCRV-radio en gaf hij in de reeks Hollandsche koraalkunst de psalmen 24 en 116 opnieuw uit. Zijn publicaties bleven echter in de internationale muziekwetenschap grotendeels onopgemerkt. Pas in 1962 volgde een integrale moderne heruitgave van Speuys psalmbewerkingen door Frits Noske (1920-1993). Onafhankelijk van Noske werkte tegelijkertijd ook Alan Curtis (1934-2015) aan een heruitgave. Zijn voorwoord verscheen als compromis in 1963 als afzonderlijk artikel in het Tijdschrift der Vereniging voor Nederlandse muziekgeschiedenis.

Werken

S.I.N. (Servaes Jan van Neersoon/Servatius Naeranus), ’t Nieuwe Testament. Van nieuws oversien na de Griecsche en Latynsche texten; ende gecorrigeert van vele fouten, die in de voorgaende Testamenten gevonden zyn geweest. (Dordrecht 1604). N.B. Isaac Le Long, Boekzaal der Nederduitsche Bijbels (Hoorn 1764), 775-777: ‘Achter dit Nieuwe Testament zyn de psalmen gedrukt, van nieuws oversien, door Mr. Heyndric Speuy, Organist der Stadt Dordrecht’.
Henderick Speuy, De psalmen Davids / gestelt op het tabulatuer van het orghel ende clavecymmel / met 2. partijen / Les pseaumes de David, mis en tableture sur l' instrument des orgues & de l' espinette, a 2. parties (Dordrecht 1610).

Dordtse Bronnen (selectie)

Regionaal Archief Dordrecht, Archief 3 Stadsarchieven 1572-1795, inventarisnummer 2617 t/m 2639 Thesauriersrekeningen 1602-1625.
Regionaal Archief Dordrecht, Archief 10 Weeskamer, inventarisnummer 17 Register uittreksels testamenten 1625-1627.
Regionaal Archief Dordrecht, Archief 11 Doop- trouw- en begraafboeken, inventarisnummer 3 Doopboek Hervormde Gemeente 1605-1619; inventarisnummer 16 Trouwboek Augustijnenkerk 1573-1603; inventarisnummer 18 Trouwboek Augustijnenkerk 1618-1629.
Regionaal Archief Dordrecht, Archief 27 Hervormde Gemeente Dordrecht 1572-1969, inventarisnummer 1 en 3 Notulen kerkenraad 1572-1574/1583-1604, 1605-1625; inventarisnummer 1689 t/m 1697 Rekeningen 1594-1628.

Literatuur (selectie)

J.W. Enschedé, Speuy (Hendrik Jansz.), NNBW 2 (1912), 1349.
J. L. van Dalen, Speuy, Spuy of Spuey (Hendrik Joosten), NNBW 5 (1921), 786.
J. Zwart, De eerste gedrukte Nederlandsche orgelmuziek, in: Het orgelistenblad 1/3 (mei 1926), 18-20. Overdruk in: Dordrechtsche Courant 12 juli 1926.
J. Zwart, Uit den glorietijd van het Hollandsche orgel. Henderick Speuy, in: De Standaard 27 maart en 10 april 1937.
J.H.D. Bol, Sweelinckiana, in: Tijdschrift der Vereeniging voor Noord-Nederlands muziekgeschiedenis XVII (1949), p. 158-160.
H. Bol, Hendrick Joosten Speuy, een tijdgenoot van Sweelinck, in: Het orgel 54/7-8 (juli-augustus 1958), p. 97-98, 54; 10 (oktober 1958), p. 129-132.
A. Curtis, Henderick Speuy and the earliest printed Dutch keyboard music, in:Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse muziekgeschiedenis XIX/3-4 (1962/63), p. 143-162.
F. Noske (ed.), Henderick Speuy psalm preludes (Amsterdam/Philadelphia 1962).
C.C. Vlam en M.A. Vente, Bouwstenen voor een geschiedenis der toonkunst in de Nederlanden 1 (Utrecht 1965), p. 40-49, 179; 2 (Utrecht 1971), p. 85-94.
A.J. Gierveld, De organisten. Een onderzoek naar het sociaal milieu van de organisten van de gereformeerde kerk in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (manuscript Vleuten 1974), p. 15-19.
C. Lingbeek- Schalekamp, Overheid en muziek in Holland tot 1672 (Poortugaal 1984), passim.
P. Dirksen, The Dutch 17th-Century tradition of (improvised) psalm variations, in: S. Jullander (ed.), GOArt Research Report 2 (Göteborg 2000), p. 59-77.
B. van Buitenen, Van gouden en ‘onnoodigen’ orgels. Bijdrage tot een Dordtse orgelhistorie, in: P. van Dijk (ed.), Bach-Orgel Grote Kerk Dordrecht (Dordrecht 2007), p. 139-170.

Auteur

Bart van Buitenen (juli 2023)