Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Hendricus Petrus Koster

11-04-1883 (Haarlem) — 01-08-1963 (Dordrecht)
Portret van Hendricus Petrus Koster

Portret van Hendricus Petrus Koster

Geboren te Haarlem op 11 april 1883, overleden te Dordrecht op 1 augustus 1963. Hij was een zoon geboren uit het op 24 maart 1875 te Haarlem gesloten huwelijk van Hendricus Petrus Koster, smid, (Haarlem 7 maart 1855-Haarlem 24 december 1931) en van Elisabeth Mezeres (Haarlem 17 september 1854-Haarlem 20 mei 1930). Huwelijk te Dordrecht op 30 maart 1911 met Maria Teeuw (Groote Lindt 30 augustus 1878-Dordrecht 20 maart 1929). Zij was een dochter uit het op 3 juli 1869 te Groote Lindt gesloten huwelijk van Adrianus Teeuw (Sliedrecht 11 januari 1839-Zwijndrecht 10 mei 1903) en Maria van Wingerden (Hendrik-Ido-Ambacht 1 januari 1845-Zwijndrecht 3 januari 1914).


Voor haar huwelijk bracht Maria drie kinderen ter wereld, allen door de vader erkend:
- Elizabeth Maria (Dordrecht 14 januari 1906-Dordrecht 13 februari 1993)
- Gerardus Petrus (Dordrecht 4 januari 1908-Titisee-Neustadt 23 juli 1975)
- Hendrikus Petrus (Dordrecht 2 oktober 1909-Dordrecht na 1993)


Na hun huwelijk werden nog geboren:
- Johannes Josephus (Dordrecht 30 augustus 1918-Dordrecht 6 april 2010)
- Arie Cornelis Marie (Dordrecht 27 juli 1920-Sliedrecht 28 januari 2003)


Hendricus Petrus Koster was beroepsmilitair. Hij diende vrijwel zijn hele loopbaan als onderofficier-instructeur bij het Wapen der Genie en wel bij het Korps Pontonniers en Torpedisten, gelegerd in Dordrecht. Hij bereikte de rang van adjudant. Zijn bijnaam ‘De leeuw van Dordrecht’ verwierf hij door zijn onverschrokken, initiatiefrijk en moedig optreden bij de straatgevechten in Dordrecht in de meidagen van 1940. Voor zijn optreden ontving de toen 57-jarige gepensioneerde Koster de hoogst denkbare dapperheidsonderscheiding: de Militaire Willems-Orde.


Na de lagere school doorliep Henk Koster waarschijnlijk de ambachtsschool in zijn geboortestad Haarlem. Hij meldde zich op 18 januari 1899 als vrijwilliger en diende als kanonnier bij het Korps Rijdende Artillerie (Gele Rijders) in Arnhem. Twee jaar later, op 20 juli 1901, werd hij overgeplaatst naar het Korps Pontonniers en Torpedisten in Dordrecht. Dat waren de technische specialisten van het Wapen der Genie, waarvan het Korps deel uitmaakte. De thuisbasis van het Korps bevond zich in Dordrecht in de Benthienkazerne aan de Buiten Walevest. De kazerne was vernoemd naar kapitein George Benthien (1767-1836) die Napoleons veldtocht naar Rusland (1812) meemaakte en die met zijn pontonniers onder verschrikkelijke omstandigheden een brug over de rivier de Berezina wist te slaan, waardoor het Franse leger (la Grande Armée) aan totale vernietiging door de Russische troepen wist te ontkomen. Pontonniers zijn vooral bruggenbouwers. Torpedisten zijn deskundig op het terrein van explosieven.


Koster werd instructeur bij het Korps, klom op tot sergeant en bereikte er tenslotte op 1 april 1919 de hoogste onderofficiersrang; die van adjudant. Hij maakte deel uit van de korpsstaf. Op 4 december 1935 werd hem door de kantonnementscommandant voor de aangetreden manschappen, de gouden medaille voor 36 jaar trouwe dienst uitgereikt. Hij ontving van officieren en onderofficieren meerdere geschenken. Niet lang daarna, bij Koninklijk Besluit nummer 50 van 13 juli 1936, werd hem na bijna veertig jaar actieve dienst eervol ontslag verleend.


In de ruim drie jaar waarin hij van zijn pensioen kon genieten, had Koster de oorlogsdreiging in Europa zien toenemen. Toen op 11 september 1939 de algemene mobilisatie werd afgekondigd, meldde hij zich op 10 oktober 1939 als 57-jarige gepensioneerde vrijwillig opnieuw bij het Korps Pontonniers en Torpedisten. In de meidagen van 1940 diende Koster onder kantonnementscommandant luitenant-kolonel J.A. (Jo) Mussert (1880-1940), een broer van NSB-leider Anton Mussert (1894-1946). Anton werd na de bevrijding wegens landverraad ter dood veroordeeld en gefusilleerd. Jo Mussert werd op (wellicht onterechte) verdenking van verraad gearresteerd door twee Nederlandse officieren. De twee meenden dat Mussert na zijn arrestatie naar zijn wapen greep en schoten hem neer. Hij overleed in het ziekenhuis in Gorinchem. Naar deze kwestie is meermaals onderzoek gedaan maar tot een definitief oordeel is het niet gekomen.


In de vroege ochtend van 10 mei 1940 vielen Duitse troepen zonder oorlogsverklaring ons land binnen. In Dordrecht werden boven open terrein, even ten oosten van de Krispijnseweg parachutisten gedropt (op de plaats van het tegenwoordige uit 1948 daterende Weizigtpark). Zij trachtten de verkeers- en spoorbrug over de Oude Maas te bereiken en te veroveren. Voor de Duitse opmars naar Rotterdam was het beheersen van die bruggen essentieel. Er ontstonden felle straatgevechten tussen Nederlandse en Duitse troepen. De toestand was chaotisch. Hoewel adjudant Koster evenmin als de andere militairen van zijn korps gevechtstraining van enige betekenis had gekregen, vormde hij al snel een patrouille uit soldaten die hun eenheid waren kwijtgeraakt of anderszins waren verdwaald om daarmee zelfstandig de in aantal, bewapening en ervaring superieure Duitse parachutisten aan te vallen.


Op 10 mei, de eerste oorlogsdag, wist Koster met zijn mannen een huis even ten zuiden van de Julianakerk in de wijk Krispijn dat door een achttal parachutisten was bezet, door open terrein te naderen en aan te vallen. Hij drong geheel alleen de woning binnen en maakte de bezetting ervan krijgsgevangen. De gevangenen werden afgevoerd naar de nabije lagere school aan de Betje Wolffstraat. Kort voor deze actie bracht hij onder hevig mitrailleurvuur een gewonde korporaal in veiligheid, terwijl geen van zijn mannen daartoe de moed bezat. Diezelfde dag slaagde hij er in, opnieuw alleen, om de Duitse para’s die het clubhuis van voetbalvereniging DFC aan de Markettenweg bezet hielden te verjagen en in de armen te drijven van Nederlandse troepen die zich ophielden bij het nabijgelegen Bos van de Roo, pal zuid van het station.


De volgende dag rukte hij met zijn patrouille opnieuw uit. Bij de Joodse begraafplaats aan de Achterweg kwam hen een truck met ongeveer acht Duitsers tegemoet die door zijn patrouille onder vuur werd genomen. Koster stelde zelf de chauffeur buiten gevecht met als gevolg dat tegenstanders of gevangen werden genomen of werden gedood. De truck kwam ondersteboven in een sloot terecht.


Op 12 mei tenslotte wist hij achter de schuilkelder op het Oranje Vrijstaatsplein opnieuw een groepje soldaten afkomstig uit verschillende onderdelen samen te brengen en het opdringen van Duitse troepen langs de nabijgelegen spoorbaan Dordrecht-Gorinchem te verhinderen. Koster gaf bevel enkele huizen aan de Transvaalstraat te bezetten teneinde vuur te kunnen leggen op de spoorbaan. Vergezeld door slechts één man, slaagde hij erin onder vijandelijk vuur een Duits mitrailleurnest aan de Van Houweningenstraat uit de flank te benaderen, de bemanning ervan uit te schakelen en de mitrailleur met bijbehorende munitie persoonlijk buit te maken. Dit wapen werd vanzelfsprekend door de Nederlandse troepen ingezet. Dat leidde nog tot verwarring, want Nederlandse troepen herkenden het wapen aan de hoge vuursnelheid als een Duits wapen en vreesden daardoor een verraderlijke overval. De gemoederen kalmeerden toen het raadsel was opgelost.


Na de Nederlandse capitulatie werd Koster op 23 juni 1940 voor de tweede keer eervol uit de militaire dienst ontslagen. Daarna heeft Koster nog een rol gespeeld in het Dordtse verzet. Van 5 september 1944 tot 31 augustus 1945 was hij pelotonscommandant bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Bij Koninklijk Besluit van 15 maart 1948 nummer 24, werd hem de hoogste onderscheiding toegekend die Nederland kent: de Militaire Willems-Orde.

Na zijn overlijden in 1963 werd Hendricus Petrus Koster met militaire eer begraven op de Algemene Begraafplaats (thans Essenhof) aan de Nassauweg in Dordrecht.


Onderscheidingen

Mobilisatiekruis 1914-1918.
Zilveren eremedaille in de Orde van Oranje-Nassau.
Gouden medaille voor langdurige, eerlijke en trouwe dienst (36 jaar).
Oorlogsherinneringskruis met gesp (mei 1940).
Verzetsherdenkingskruis (postuum).
Ridder Militaire Willems-Orde 4e klasse (KB 15 maart 1948 nr.24).


Vernoemingen

Adjudant H.P. Kosterstraat (Dordrecht, wijk De Staart).


Bronnen en literatuur

Wikipedia: Hendricus Petrus Koster.
J.A. van der Vorm, Dordt open stad. (Dordrecht z.j.).
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 3: Mei 1940 (Den Haag 1970).
P.G.H. Maalderink, De Militaire Willems-Orde sedert 1940. (Den Haag 1982).
E.H. Brongers, Opmars naar Rotterdam, deel 1: De luchtlanding (Soesterberg 2004).
H.W. van den Doel, Geen brug te ver, in: Herman Amersfoort en Piet Kamphuis (red.), Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied (Den Haag 2005), p. 331 e.v.

Auteur

Roel Leentvaar (september 2021)