Hugo Gevers
Hugo Gevers werd 26 oktober 1765 geboren, 3 november gedoopt, in Rotterdam en overleed 9 januari 1852 in Den Haag. Hij was de zoon van Paulus Gevers (Rotterdam gedoopt 4 mei 1741-Noord-Nieuwland 18 juni 1797) jurist, schepen en baljuw van Rotterdam, bewindhebber in de Rotterdamse kamer van de WIC en Jacoba Maria Cornets de Groot (Rotterdam 27 januari 1741-Voorburg 25 maart 1815) vrouwe van Noord-Nieuwland (heerlijkheid bij Maassluis).
Hij trouwde 11 mei 1789 in Dordrecht met Francesca Anna Sophia Pit (Utrecht 20 april 1772-Den Haag 17 juni 1837). Zij was de dochter van Arnoldus Pit (Utrecht 12 augustus 1747-Dordrecht 18 mei 1780) jurist, heer van Klein Gerestein (heerlijkheid in Utrecht), ontvanger van de gemene middelen in Utrecht, kanunnik van het kapittel van Sint Marie, en Johanna Philippina van den Brandeler (Dordrecht 24 januari 1744-Dordrecht 14 mei 1780). Bij het huwelijk van Francesca en Hugo was haar oom en voogd Anthonij Balthasar van den Brandeler (1740-1807) oud-burgemeester van Dordrecht, getuige. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren van wie er vier jong overleden:
- Pauline Jacoba Maria (Dordrecht 26 mei 1790-Den Haag 19 januari 1865)
- Frans (Dordrecht 6 juli 1792-Den Haag 1849)
- Abraham (Dordrecht 25 februari 1795, zeeman-bij Sint Helena verdronken 30 juni 1844)
- Johanna Anthonia Arnoldina (Den Haag 5 maart 1798-Den Haag 4 mei 1875)
- Paul Cornelis (Dordrecht 14 augustus 1800-Dordrecht 5 augustus 1810)
- Roelof Adriaan (Dordrecht 11 maart 1803-Lausanne Zwitserland 20 januari 1888)
- Jacoba Francesca (Dordrecht 7 augustus 1805-Dordrecht 14 mei 1807)
- Adriaan Anthonie (Dordrecht 5 maart 1809-Dordrecht 3 mei 1809)
- Hugo Frans (Dordrecht 29 december 1811-Dordrecht 25 maart 1813)
Hugo Gevers was een jurist en bestuurder met grote kwaliteiten die hem uiteindelijk een langdurige benoeming opleverden bij het hoogste rechtsprekende orgaan in het Koninkrijk der Nederlanden. Zijn uitgesproken keuze voor het patriotse gedachtegoed leidde bij de mislukte opstand in 1787 tot ontheffing uit zijn openbare ambten. Vanaf 1795 kon hij zich ontplooien en streed als unitaris voor een Bataafse Republiek als eenheidsstaat. Hij verwierp het federalisme en beschreef de Republiek der Verenigde Nederlanden als een ‘zevenhoofdig monster’. Op lokaal niveau had hij grote verdienste onder andere als raad en burgemeester van Dordrecht en was succesvol als Dordtse afgevaardigde in de Nationale Vergaderingen in Den Haag.
In het hervormde gezin groeide Hugo op met broer Abraham (Rotterdam 1762-Maassluis 1818) later burgemeester van Rotterdam en statenlid van Holland. Vader Paulus was vurig patriot en beide broers ontwikkelden bij hun opvoeding eenzelfde gedachtegoed. Na zijn onderwijs in de klassieke vorming schreef Hugo Gevers zich in juli 1782 in als student in de rechtsgeleerdheid aan de Leidse universiteit, twee jaar later dan broer Abraham die daar eveneens rechten studeerde. Nog tijdens zijn studie werd Hugo door de invloed van zijn vader benoemd tot schepen van de waterschappen rond Rotterdam. Na zijn promotie op 9 december 1786 volgde een jaar later de benoeming tot schepen van het hoogheemraadschap Schieland.
Hugo week na de restauratie van de Oranjes in 1787 uit naar Dordrecht en woonde in de Wijnstraat, later in het pand Grotekerksbuurt A 195, tussen de Manhuisstraat en de Vleeshouwersstraat. Hij was actief als koopman/reder en handelde onder meer in koloniale waren. De rederij Firma Gevers & Co had van 1789 tot na 1815 schepen in de vaart naar onder meer de Levant en Suriname. Gevers claimde in 1796 een schadevergoeding bij de Staten-Generaal vanwege de verovering van een van zijn schepen door de Dey van Algiers. Zijn compagnon was toen Abraham Gevers, zijn achterneef.
Hoewel hij in nauw contact bleef met uitgeweken patriotten, hield Gevers zich rustig op politiek gebied. Hij verlangde wel naar een grondige verandering van het aristocratische regentenbestuur zoals blijkt uit een brief die hij 25 maart 1794 schreef aan Maximilien Robespierre (mei 1758-juli 1794), toen de feitelijke leider van Frankrijk. Deze revolutionair oefende tijdens de Franse Revolutie een waar schrikbewind uit en dreef tegenstanders naar de guillotine. Bij hem drong Gevers aan op Franse hulp.
Gevers maakte de Bataafse Revolutie (1795-1798) van nabij mee. Het was een strijd tussen unitarissen, voorstanders van een eenheidsstaat, en de federalisten. Gevers behoorde tot de moderaten onder de unitarissen, de gematigden. Dordrecht vaardigde hem 26 januari 1795 af naar Den Haag voor de ‘Vergadering van provisionele representanten van het volk van Holland’, de voorloper van het parlement. Daar werkte hij in diverse commissies en was een van de acht leden van het ‘Comité van Toezicht en Waakzaamheid’, verantwoordelijk voor de rust en veiligheid van het land.
Volgens het Haags verdrag van 16 mei 1795 moesten de Nederlanders Frankrijk 100 miljoen gulden schadevergoeding betalen. Op de eerste termijn van 30 miljoen gulden kwam de regering 9 miljoen tekort. Kapitaalkrachtige Nederlanders werden in 1796 verzocht op dit bedrag in te tekenen. In Dordrecht schreven 23 ondernemers in voor in totaal 320.000 gulden; de Fa. Gevers & Co tekende in voor 50.000 gulden.
Op 5 maart 1796 bedankte Gevers voor het lidmaatschap van de Dordtse raad, omdat hij namens het district Den Haag zitting nam in de Eerste Nationale Vergadering. Zijn lidmaatschap werd verlengd tot 22 januari 1798 voor de Tweede Nationale Vergadering, maar nu namens het district Dordrecht. Gevers onderhield in die periode een intensief contact met François Noël, de gematigde Franse ambassadeur. Beiden streefden naar een gematigde unitarische grondwet. De Franse regering had genoeg van het trage tempo van voorbereiding door de moderaten en drong aan op een snelle grondwet. Noël werd daarom in december 1797 vervangen door Charles Delacroix (1741-1805), voormalig Franse minister van buitenlandse zaken. Hij had een ontwerpgrondwet meegebracht met de toestemming die desnoods met geweld in te voeren. Delacroix was nauwelijks enkele weken in Nederland of hij besloot op 15 januari 1798 samen met een aantal radicale unitarissen tot een staatsgreep.
Hugo Gevers maakte op dat moment deel uit van de ‘Commissie voor Buitenlandse Zaken’. Deze commissie werd beheerst door gematigde unitarissen. De leden hadden de aanzet gegeven tot het uitsturen van een vlooteskader om de Kaapkolonie op de Engelsen te heroveren. Het zorgde in de Republiek voor een groot schandaal toen het eskader in augustus 1796 in de Saldanhabaai zonder slag of stoot capituleerde voor de Engelsen. Er was ook een rampzalig verloop in 1797 toen de gecombineerde vloot van Nederlanders en Fransen de Engelse vloot op de Noordzee trof. De slag bij Camperduin werd een groot succes voor de Engelsen. Voor dit nieuwe echec werd speciaal de commissie voor buitenlandse zaken verantwoordelijk gehouden.
Onder leiding van generaal Herman Daendels (1762-1818) en de radicale unitaris Pieter Vreede (1750-1837) werd op 22 januari 1798 de staatsgreep gepleegd. Alle zes commissieleden van Buitenlandse Zaken werden gevangen genomen: Bicker, Hahn, Queysen, De Beveren, Jordens en Gevers. Zij kregen huisarrest, daarna volgde voor Gevers, behoudens een korte periode van gevangenschap in Delft, internering in het Haagse logement ‘de Raad van India’. Na de tweede staatsgreep, op 12 juni 1798, opnieuw geleid door Daendels, werden de gevangenen in juli in vrijheid gesteld. Gevers was teleurgesteld en had genoeg van de landelijke politiek. Op 8 mei 1799 werd hij benoemd als raadsheer van het gerechtshof van het departement Schelde en Maas in Dordrecht, hoewel dit gerechtshof niet gefunctioneerd heeft.
Hugo Gevers was betrokken bij een sociaal project in Dordrecht. Hij richtte in 1800 de ‘Commissie tot Uitdeeling van Rumfordsche Soep’ op. De betergesitueerde Dordtenaar kon voor een bijdrage intekenen, waardoor behoeftige personen in het winterseizoen een voedzame maaltijd ontvingen volgens een recept van de graaf van Rumford (1753-1814). Gevers was voorzitter van het bestuur en kocht de ingrediënten. De bedeelde ontving 15 weken lang vier soepmaaltijden per week. De succesvolle onderneming werd nagevolgd door de hervormde en rooms-katholieke diaconie.
In 1807 en 1808 was Gevers een van de schepenen van het Dordtse Watergerecht en wees vonnis in assurantiezaken, scheepsschade en in kwesties betreffende de zeevaart. Tegelijkertijd was hij van 1806 tot 1810 bestuurslid van het loodswezen op de Maas en de wateren bij Goeree. Gevers werd in oktober 1811 in Amsterdam door Napoleon in audiëntie ontvangen en overhandigde daarbij de keizer een nota van 53 pagina’s. Die had betrekking op de deplorabele toestand van de Dordtse economie in 1811 waarbij een vergelijking was gevoegd met de situatie van vóór 1795. Het leidde onder andere tot de instelling in januari 1812 van een Dordtse Chambre de Commerce voor het behartigen van de belangen van koophandel en industrie.
Gevers werd in 1812 in de Dordtse municipaliteit gekozen en aansluitend als lid van het intermediair bestuur tot 29 december 1815. Voor hun gedrag in 1813 bij het weerstaan van de Franse beschietingen op Dordrecht en de vastberaden houding bij het verdrijven van de Franse bezetters, ontvingen 74 Dordtenaren, onder wie Hugo Gevers, de zilveren erepenning voor ‘Dordrechtsche vrijwilligers van 24 november’. Bovendien werd Gevers bij de instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, in september 1815, door koning Willem I tot Ridder in die Orde benoemd.
Eervol was zijn uitverkiezing namens het departement Monden van de Maas voor de ‘Vergadering van notabelen’ die op 29 en 30 maart 1814 bijeen kwam in de Nieuwe kerk in Amsterdam. De 474 leden beslisten over de ontwerpgrondwet die onder Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) was opgesteld. Op 30 maart legde de vorst de eed op de aangenomen grondwet af en werd Willem Frederik als soevereine vorst der Verenigde Nederlanden ingehuldigd.
In april 1816 werd Hugo lid van de door de koning ingestelde Kamer van Koophandel en Fabrieken en kreeg als aandachtsgebied de handel met Frankrijk, Spanje en Portugal. Gevers was daarnaast lid van het college van burgemeesters van 1816-1824. Hij was presiderend burgemeester in 1818 en in 1822. Tegelijkertijd vervulde hij de functie van president van de Rechtbank van Koophandel in Dordrecht van 1812 tot 1817.
Als jurist werd Gevers op grote waarde geschat en er volgde een fraaie loopbaan bij de rechterlijke macht. Koning Willem I benoemde hem op 23 februari 1824 tot raadsheer in het Hooggerechtshof in Den Haag. Gevers verhuisde dat jaar naar Den Haag. De benoeming werd in oktober 1838 voortgezet toen het Hof de naam kreeg van Hoge Raad der Nederlanden. Gevers was tot 9 januari 1852 raadsheer toen hij, 86 jaar oud, in Den Haag overleed.
Bronnen
RAD: toegang 4 (inv. 206), 256.
http://www.dordtenazoeker.nl/: H.W.G. Blokland-Visser, Maritieme geschiedenis van Dordrecht in de 17de en 18de eeuw.
BWN: deel 7 (Haarlem 1862), p. 160-163.
P.J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche volk, deel 7 (Leiden, 1907), p. 45-88.
NNBW: deel 3 (Leiden 1914), p. 463-464.
Repertorium van ambtsdragers en ambtenaren 1428-1861: Hugo Gevers.
Parlementair Documentatie Centrum (Leiden): Hugo Gevers.
G.J. van Oostveen, De economische ontwikkeling van Dordrecht 1795-1945 (Dordrecht 1946).
A.M. Elias, P.C.M. Schölvinck en H. Boels, Volksrepresentanten en wetgevers. De politieke elite in de Bataafse - Franse tijd 1796 – 1810 (Amsterdam 1991).
E. van Kammen en C. Esseboom: Spijzig de armen, Rumfordse soep in Dordrecht, 1801-2001 (Dordrecht 2003).
Auteur
Cees Esseboom (januari 2018)