Johannes Hendricus Franciscus van Zadelhoff
Johannes Hendrikus Franciscus (Jan) van Zadelhoff werd geboren te Dordrecht op 1 februari 1868 en werd daar hervormd gedoopt. Hij overleed op 22 mei 1946 in zijn geboortestad en werd op 24 mei gecremeerd in Driehuis-Westerveld. Jan van Zadelhoff was het vierde van negen kinderen, geboren uit het op 22 augustus 1860 in Dordrecht gesloten huwelijk van Steven Hendrik van Zadelhoff, schoenmaker (Den Haag 15 juni 1835-Dordrecht 4 januari 1930) en Apolonia Krekelenberg (Dordrecht 16 januari 1834-Dordrecht 1 februari 1922).
Hij trad op 7 december 1893 te Dordrecht in het huwelijk met Jacoba Barendina van Reekum (Asch, Gld. 11 april 1866-Dordrecht 31 oktober 1931). Uit dit huwelijk één levenloos geboren kind (Dordrecht 12 februari 1899). Jacoba was een dochter van Johannes Adrianus van Reekum (Maurik, Gld. 27 november 1825-Erichem, Gld. 12 juli 1874) en Jacoba Barendina Koedam (Beusichem, Gld. 12 juli 1820-Asch, Gld. 8 mei 1869). Negen jaar na het overlijden van Apolonia, hertrouwde Jan van Zadelhoff op 22 september 1943 te Dordrecht met Adriana Snoep (Hardinxveld-Giessendam 31 december 1888-Dordrecht 26 juli 1972). Uit dit huwelijk geen nakomelingen. Adriana was een dochter van Jan Snoep, bakker (Goes 19 oktober 1855-Dordrecht 11 juni 1929) en Adriana Sterrenburg (Hardinxveld 28 mei 1852-Dordrecht 24 januari 1937).
Jan van Zadelhoff was onderwijzer, bestuurder, vakbondsman en redacteur. Hij was vele jaren voor de SDAP lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en van de Tweede Kamer. In de politiek hield hij zich vooral bezig met de belangen van het onderwijs, in het bijzonder met die van de onderwijzers. Verder had hij veel aandacht voor defensievraagstukken, dierenbescherming en natuurbehoud. Hij was een overtuigd en actief anti-militarist en steunde dienstweigeraars. Hij was een links-radicaal en sprak zich daar vaak publiekelijk over uit. Zijn uitspraken waren wel eens in strijd met de door zijn eigen SDAP gekozen partijlijn, wat soms tot problemen aanleiding gaf.
Jan van Zadelhoff stamde uit een middenstandsgezin, zijn ouders waren Nederlands-Hervormd en in die geest werd Jan opgevoed. Zij lieten hun zoon dopen. Aangezien zijn vader al vroeg (1874) een arbeidersvereniging oprichtte en actief was in de in 1882 opgerichte Bond voor Algemeen Stem- en Kiesrecht (BAKS), mag worden aangenomen dat de familie socialistische sympathieën had. Jan van Zadelhoff volgde in Dordrecht de opleiding tot onderwijzer, de zogenaamde ‘Rijksnormaallessen’. Deze opleiding bestond tussen 1880 en 1890 en ging later over in de kweekschool.
Na de voltooiing van zijn opleiding werd hij op achttienjarige leeftijd waarnemend hoofdonderwijzer in Westmaas in de Hoeksche Waard (Zuid-Holland), waar hij twee jaar in dienst bleef. Vanaf 1887 tot aan zijn pensionering was hij onderwijzer bij het openbaar lager onderwijs in Dordrecht. De belangen van het onderwijs en de onderwijzers gingen hem zeer aan het hart en dat bracht hem ertoe zich in te zetten voor het vakbondswerk. In 1898 en 1899 was hij voorzitter van de landelijke Sociaal- Democratische Onderwijzersvereniging.
In 1874 was de landelijke Bond van Nederlandse Onderwijzers (BvNO) opgericht en in 1891 richtte Van Zadelhoff samen met collega en partijgenoot Jan Andries Bergmeijer (1854-1941) een Dordtse afdeling van die Bond op. In 1903 werd hij met partijgenoot F.L. Ossendorp ( 1863-1941) gekozen tot lid van het landelijk hoofdbestuur van de BvNO. Ossendop werd voorzitter en Van Zadelhoff vicevoorzitter, functies die zij tot 1927 vervulden. Samen met Bergmeijer richtte hij tevens de Dordtse Bestuurdersbond op (1896). Dat was een lokaal overkoepelend lichaam, dat ten doel had de verschillende in Dordrecht gevestigde verenigingen van arbeiders met elkaar in verbinding te brengen om gemeenschappelijke actie te voeren. Hij werd in 1896 tot vicevoorzitter gekozen.
Zowel Van Zadelhoff als Bergmeijer waren aanvankelijk lid van de door ds. Ferdinand Domela Nieuwehuis (1846-1919) in 1881 opgerichte, revolutiegezinde Sociaal- Democratische Bond (SDB). Toen deze in 1893 werd verboden, ging de partij verder onder een andere naam: de Socialistenbond. Beide mannen traden toe tot Volksbelang, de Dordtse werkliedenkiesvereniging en zij behoorden in 1900 tot de groep oprichters van de Dordtse afdeling van de in 1894 opgerichte SDAP, de Sociaal- Democratische Arbeiderspartij. Zij waren toegetreden omdat de Socialistenbond van Domela Nieuwenhuis steeds meer aan invloed verloor. Van 1909 tot 1920 voerde Van Zadelhoff samen met Bergmeijer en de Dordtse arts en socialist dr. Theodoor Stoop (1861-1933) de redactie van De Volksstem, het blad van de Dordtse afdeling van de SDAP. Van Zadelhoff bekleedde meerdere functies in de Dordtse SDAP. Hij was geruime tijd secretaris en in 1900 werd hij tot voorzitter gekozen.
Op het partijcongres van de SDAP in 1917 pleitte Van Zadelhoff als afgevaardigde van de afdeling Dordrecht voor solidariteit met de bolsjewieken in Rusland omdat zij in dat revolutiejaar vrede hadden gesloten met Duitsland (de vrede van Brest-Litovsk). Zijn politieke loopbaan bracht hem op 4 juli 1916 het lidmaatschap van de Provinciale Staten van Zuid-Holland dat hij tot 1937 zou vervullen. Driemaal deed hij tevergeefs een poging zich te laten kiezen tot lid van de Tweede Kamer, maar in september 1918 won hij de Kamerverkiezingen in het district Dordrecht. Zijn Kamerlidmaatschap duurde tot 8 juni 1937. In de Kamer was hij defensie- en onderwijsspecialist en ook natuur- en dierenbescherming hadden zijn aandacht. In de kiesrechtkwestie nam hij een voor die tijd eveneens radicaal standpunt in. Hij wist met een aantal partijgenoten partijleider mr. Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) te dwingen zich ook in te zetten voor het vrouwenkiesrecht. Troelstra had zich daartegen steeds verzet.
Na de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog in 1918 bepleitte hij binnen de SDAP, als principieel anti-militarist, zonder succes de afschaffing van leger en vloot. Hij kwam op voor principiële dienstweigeraars zoals voor de bekende anarchist en pacifist Herman Groenendaal (1901-1979). Deze weigerde dienst, kwam niet op voor zijn eerste oefening en werd in 1921 gevangengezet. Vervolgens ging Groenendaal in hongerstaking. Toen men overging tot dwangvoeding, volgden protestbijeenkomsten in het hele land. Van Zadelhoff zette zich in voor Groenendaal en interpelleerde minister van justitie Heemskerk (1852-1932) over de in zijn ogen onmenselijke behandeling van dienstweigeraars. Uiteindelijk werd Groenendaal na tien maanden dwangvoeding op vrije voeten gesteld. Mede door de inzet van Jan van Zadelhoff leidde de kwestie in 1923 tot aanneming van de wet op de dienstweigering. Wie dienst weigerde op gewetensgronden, kon in beginsel vervangende burgerdienstplicht vervullen. Van Zadelhoff was een felle anti-militarist: in geval van oorlog hoefde het land niet te rekenen op de arbeiders, zo liet hij in de Tweede Kamer weten (1928). Dit radicale standpunt ging vele SDAP-aanhangers te ver en deze uitspraak kwam hem te staan op een berisping van de SDAP-fractie.
In de jaren ’20 en ’30 bracht de regering meermaals plannen op tafel die een uitbreiding en modernisering van de vloot beoogden. De SDAP en het NVV (Nationaal Verbond van Vakverenigingen) voerden gezamenlijk actie tegen deze plannen en ook Van Zadelhoff liet zich niet onbetuigd. In een tijd van ernstige economische crisis ging het niet aan om een grote som geld aan de vloot te besteden, zo was zijn opvatting. In de jaren dertig bracht deze crisis de regering ertoe te korten op de salarissen van ambtenaren en militairen. Dat leidde in 1933 tot de geruchtmakende muiterij op pantserschip ‘De Zeven Provinciën’. Minister van Defensie mr. dr. L.N. Deckers (1883-1978) liet daarop het schip, dat voor de noordkust van Sumatra lag, bombarderen. Er vielen 23 doden en vele gewonden. Van links tot rechts leidde dat tot heftige reacties.
Toen aan het einde van zijn leven (1946) de Partij van de Arbeid werd opgericht als opvolger van de SDAP, keerde hij zich tegen de nieuwe naam en stelde voor de nieuwe partij Democratisch-Socialistische Partij van de Arbeid te noemen. Zijn karakter werd door partijgenoot W.H. Vliegen (1862-1947) omschreven als ‘licht ontvlambaar, emotioneel en beminnelijk’. ‘Een goeie kerel, een gevoelig hart’. Onrecht en willekeur waren onverdraaglijk voor hem. Bij de verkiezingen van 1937 was hij geen kandidaat meer voor de Staten, noch voor de Tweede Kamer. Gepensioneerd en bijna zeventig jaar oud, deed het hij voortaan kalmer aan.
Enkele publicaties
Onderwijzers- en arbeidersbeweging. Theoretisch-practische beschouwing (Amsterdam 1901).
Weg met de landsverdediging! Ontwapening! (Amsterdam 1923).
Tegen de vlootversterking. Weg met het vlootplan (Amsterdam 1928).
Bronnen en literatuur
dordtenaZOEKer
Regionaal Archief Dordrecht, Toegang 256, geboorte-en overlijdensakten.
www.openarch.nl
www.parlementairdocumentatiecentrum.nl
www.parlement.com/id/vg09lldh80v7/j_h_f_jan_van_zadelhoff
W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed. Geschiedenis der sociaal democratische arbeiderspartij gedurende de eerste 20 jaren van haar bestaan, 3 delen (1924, 1925, 1938).
A. van Hulst, A. Pleysier, A. Scheffer, Het roode vaandel volgen wij (Den Haag 1969).
Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (1995 ), deel 6, p. 251-253.
Auteur
Roel Leentvaar (mei 2020)