Johannes Immerzeel
Johannes Immerzeel werd 2 juli 1776 in Dordrecht geboren en 3 juli gedoopt. Hij overleed 9 juni 1841 in Amsterdam. Johannes was het derde kind (twee oudere broers en een zuster) uit het eerste huwelijk van Johannes Immerzeel (Dordrecht 1746-Dordrecht 1821), koopman/bakker, boekhouder van het Bakkersgilde en Elisabeth Steenbus (Dordrecht 1739-Dordrecht 1804).
Hij trouwde op 5 maart 1798 in Pfalzdorf, Rheinland (Du) met Adelaïde Louise Françoise Charlotte Cera (Parijs 1781-Haarlem 1850), dochter van Jean Cera en Louise Marie Musseau, afkomstig uit Italië. Uit dit huwelijk werden vijf zoons en vier dochters geboren:
- Jan Lodewijk Anthonij (Den Haag 1801-ca.1870, klerk, boekhandelaar)
- Charles Henri (Den Haag 1803-Den Haag 1878, advocaat, referendaris)
- Louise Elisabeth (Den Haag 1804-Rotterdam 1821)
- Sophie Charlotte (Den Haag 1807)
- Christiaan (Den Haag 1808-Cassel, België,1886, kunstschilder)
- Frederik (Rotterdam 21 juli 1814-Rotterdam 4 september 1814)
- Frederik (Rotterdam 22 augustus 1815-Rotterdam 28 maart 1816)
- Anna Maria (Rotterdam 1817-Den Haag 1883, kunstschilder)
- Cornelia Petronella (Rotterdam 1819-Haarlem 1853)
Johannes was een talentvol tekenaar en schilder, maar een slecht gezichtsvermogen dwong hem in een andere richting. Hij ontplooide zich als dichter, schrijver, kunsthandelaar en veilinghouder. Immerzeel werd een gerespecteerde boekhandelaar en succesrijke uitgever van literatuur. In zijn fonds verscheen naast eigen werk dat van Willem Bilderdijk (1756-1831), Rhijnvis Feith (1753-1824), Jan Frederik Helmers (1767-1813) en de dichtbundels van Hendrik Tollens (1780-1856) Bovendien was hij vanaf 1819 tot 1839 redacteur, ontwerper en uitgever van de Nederlandsche muzen-almanak, de belangrijkste literaire almanak van de 19de eeuw. Zijn magnum opus was een naslagwerk met de biografieën van Nederlandse en Vlaamse kunstschilders, beeldhouwers en andere kunstenaars uit de periode 1500-1850.
Johannes groeide op in een gereformeerd gezin dat op de Voorstraat tegenover de Munt van Holland woonde. Zoals gebruikelijk bij een opvoeding in de midden en hogere klasse ontving hij teken- en schilderlessen. Die kreeg hij van Pieter Hofman (1755-1837), maar de opleiding tot kunstschilder nam een einde toen ‘een zwakheid van gezicht’ dat belette. Hij wijdde zich daarna met succes aan muziek, poëzie en, mogelijk autodidactisch, aan de studie van Frans, Duits, Engels en wellicht toen al van het Italiaans. Die kennis benutte hij voor het vertalen van bekende werken, vooral uit het Frans. Volgens zijn latere vriend, de dichter Hendrik Tollens, bezat hij die bekwaamheden al op 18-jarige leeftijd. Een verblijf op een van de Franse scholen in Dordrecht ligt dan meer voor de hand dan zelfstudie van een viertal talen.
Johannes was een vurig patriot en als lid van de Dordtse sociëteit Tot behoud van vrijheid en gelijkheid begroette hij de komst van de Fransen uitbundig in een tweetal gedichten. Zijn pro-Franse houding leidde in 1795 tot de functie van secretaris van de Krijgsraad in Dordrecht. Hoewel slechts 18 jaar, wordt dit feit bevestigd door Albert-Jan Verbeek (1758-1829) die vanuit Dordrecht in het Provinciaal Bestuur van Holland was gekozen. Het secretariaat zou in 1798 vervallen, reden voor Verbeek om Johannes aan te bevelen als commies op het bureau van Johannes Goldberg (1763-1828), de agent van nationale oeconomie der Bataafsche Republiek.
Johannes woonde in 1796 bij de 70-jarige Cornelis Bosman op de Boom nr. 67 bij het Groothoofd. Enkele huizen verder woonden twee broers van zijn toekomstige echtgenote, J. en B. Cera. Op 11 juni 1798 ondertekende Johannes ‘mijn onveranderlijken afkeer van het stadhouderlijk bestuur, het faederalismus, de aristocratie en regeeringsloosheid’. De voorspraak van Verbeek werd 5 juli 1799 gehonoreerd en Immerzeel aanvaardde de functie. Hij werd commis ter secretarie op een jaarwedde van 2.000 gulden. Johannes was intussen getrouwd en het echtpaar vestigt zich op de Houtmarkt in Den Haag. Johannes was later commies bij de Raad van Binnenlandse Zaken van 1802 tot 1805 en besloot op eigen verzoek zijn politieke loopbaan per 1 mei 1807.
Immerzeel was in 1804 gestart met een boekhandel/uitgeverij. Naast enkele vertalingen gaf hij het tijdschrift Schouwburg van de in- en uitlandsche letter- en huishoudkunde uit. Aan dit tijdschrift werkte onder anderen de arts Jacob Lodewijk Kesteloot (1778-1852), zijn latere zakenpartner, mee. Johannes was in Den Haag lid van diverse verenigingen: het dichtgenootschap Kunstliefde spaart geen vlijt en het toneelgezelschap Tot onderling vermaak. Vanaf 1807 maakte hij tevens deel uit van Les Vrais Bataves, de Haagse vrijmetselaarsloge.
Toen Immerzeel besloot zich volledig voor de boekhandel/uitgeverij in te zetten, deed hij dat samen met Kesteloot. Zij begonnen per 1 januari 1807 en voegden al snel een drukkerij toe. In 1808 volgden filialen in Amsterdam en Rotterdam. In Rotterdam opende Immerzeel in 1809 een ‘leesmuseum’ met Franse, Engelse en Nederlandse boeken. De onderneming legde zich vooral toe op de verkoop van Franse wetboeken en de Nederlandse vertalingen. Tegen het einde van 1810 liet Kesteloot wegens persoonlijke schulden beslag leggen op de boekenvoorraad. Het leidde in mei 1811 tot het faillissement van de firma. Immerzeel vond een uitweg door zijn Rotterdamse boekhandel annex leesbibliotheek in november op naam van zijn schoonzuster Sophie Cera voort te zetten. Het faillissement werd in juli 1813 opgeheven.
Johannes schreef hierna drie romans waarvan hij zijn Balthazar Knoopius in 1813 al zelf uitgaf, gevolgd door twee dichtbundels in dat jaar. In het Rotterdamsch avondblad keerde hij zich in opruiende artikelen tegen het Franse bewind. Zij werden gevolgd door zijn Anti-Franse proclamatie van 26 november 1813: ‘Ik zweer den Franschen Keizer voor eeuwig af’. In de periode 1813-1826 werd de boekhandel in Rotterdam een bloeiende onderneming. Johannes breidde zelfs uit met een drukkerij en een prent- en kunsthandel. In 1819 verscheen de Nederlandsche muzen-almanak die zou uitgroeien tot een gewaardeerd literair werk. In 1820 werd hij erelid van de Koninklijke maatschappij van vaderlandsche taal- en dichtkunde 'Rhetorica' uit Oostende.
Daarnaast bracht hij met groot succes volksuitgaven (in klein formaat) van Tollens, Bilderdijk, Helmers en van zichzelf uit. Door deze succesrijke volksverkopen besloot Immerzeel het in 1824 kalmer aan te doen. De boekhandel en de leesbibliotheek deed hij van de hand en vertrok in mei 1826 naar Den Haag. Daar wijdde Johannes zich aan de handel in tekeningen, schilderijen en het organiseren van boek- en kunstveilingen. Toch bleef hij als uitgever actief met nieuwe werken van Bilderdijk en Tollens en de jaarlijkse aflevering van de Muzen-almanak. In 1828 werd hij lid van het Haagse departement van de Hollandsche maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen. In 1830 kreeg hij bovendien het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde aangeboden.
De Belgische Opstand in 1830 resulteerde in een slecht jaar voor de handel. Immerzeel probeerde zijn complete fonds voor 40.000 gulden te verkopen aan de Leeuwardense uitgever Suringar. Zonder de Muzen-almanak (‘het troetelkind mijner ambitie’) berekende hij 30.000 gulden. Zijn collega ging niet in op het aanbod. Immerzeel had gehoopt op een goede overname van de boekhandel/uitgeverij door zijn zoon Jan, maar die faalde al tweemaal in dat beroep. Daardoor ging de magazijnvoorraad in 1832 mee naar de Kalverstraat in Amsterdam waarheen Immerzeel verhuisde. In Amsterdam verzorgde hij dat jaar de veiling van de boekenverzameling van Bilderdijk. Zijn uitgeverschap beëindigde Johannes door in 1835 zijn gehele fonds te verkopen aan boekhandelaren. Op 24 en 25 maart 1835 verlieten ruim 55.000 exemplaren het magazijn. Van de Nederlandsche muzen-almanak deed hij pas in 1839 afstand. Toch bleef hij als uitgever nog actief. Zijn laatste jaren werden onder meer gevuld door incidentele uitgaven van onder anderen Nicolaas Beets. In de Avondbode schreef hij over schilderkunst.
Immerzeel leed in 1837 al enkele maanden aan reumatische aandoeningen die hem het slapen beletten, waardoor zijn energie sterk afnam. In juli 1838 verkocht hij zijn winkel van schilder-, teken- en schrijfbehoeften aan H.J. van Wisselingh. Johannes vestigde zich in een pand aan de oostzijde van de Oudezijds Achterburgwal bij de Koestraat. Daar ging hij door met een kunsthandel en het uitgeven van boeken. Dat jaar werd zijn Lofrede op Rembrandt bekroond met een zilveren medaille. Immerzeel ijverde ook voor het plaatsen van een standbeeld. Johannes begon toen te werken aan zijn grote passie: het beschrijven van de Hollandse en Vlaamse kunstenaars uit de periode 1500-1850.
In 1840 kreeg hij het erelidmaatschap aangeboden van de Antwerpse Rederijkerskamer ‘De olijftak’ vanwege zijn Lofrede op Peter Paul Rubens, waarvoor hem een gouden medaille werd toegekend. Zijn gezondheid ging echter verder achteruit en hij overleed in 1841. Zijn zoons Charles Henri en Christiaan voltooiden het standaardwerk dat in 1842 en 1843 in drie delen werd uitgegeven. De uitgebreide bibliotheek van Johannes werd in april 1842 in Amsterdam verkocht door de veilinghouders Jacobus Radink en Frederik Muller.
Een klein deel van het eigen werk
Aan de verdrukte, maar thans in hunne rechten herstelde vrijheidszoonen te Dordrecht (10 februari 1795).
Op het sluiten der alliantie tusschen de Fransche en Bataafsche Republiek (19 mei 1795).
Bonaparte en de algemene vrede (1801).
De goedertierendheid van Titus, toneelspel (1801).
Socrates in den tempel van Aglaura, naar het Frans van Renouard (1804).
Balthazar Knoopius, roman (1813).
Proclamatie: oproep het Franse juk af te schudden (1813).
Zevental leerredenen van J.A. Massillon, uit het Fransch vertaald (1823).
Gedichten, twee delen (1824).
De lof der Belgische vrijheid, aan haar toegezongen (1831).
Lofrede op Rembrandt (1841).
De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters van het begin der 15e eeuw tot heden (1842-1843).
Bronnen
RAD: archief 4, inventaris 167.
Biografisch woordenboek der Nederlanden, deel 9, p. 18.
NNBW, deel 6, p. 829.
Deutschland Heiraten 1558-1929, database, Family Search.
https://familysearch.org/search/record/results?count=20&query=%2Bgivenname%3A%22adelaide%20louise%22%7E%20%2Bsurname%3Acera%7E
https://www.dordtenazoeker.nl
Bork, G.J. van en P.J. Verkruijsse, De Nederlandse en Vlaamse auteurs (1985).
Dongelmans, B.P.M., Johannes Immerzeel junior (1776-1841). Het bedrijf van een uitgever-boekhandelaar in de eerste helft van de negentiende eeuw (Amstelveen, 1992).
Auteur
Cees Esseboom (juli 2017)