Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Johannes Jacobus Beyerman

07-05-1901 (Den Helder) — 11-01-1982 (Halsteren)
Burgemeester J.J. van der Lee speldt de scheidende archivaris mr. J.J. Beyerman de versierselen op van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Burgemeester J.J. van der Lee speldt de scheidende archivaris mr. J.J. Beyerman de versierselen op van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau

Regionaal Archief Dordrecht

12 juli 1966

Geboren op 7 mei 1901 te Den Helder, overleden op 11 januari 1982 te Halsteren. Zoon van Herman Beyerman (1868-1946), beroepsofficier, en Anna van Hulst (1874-1955). Trouwde op 15 oktober 1936 te Gendbrugge (België) met Irena Germena Drost (1912-1987). Het echtpaar kreeg één kind, Herman (1937).

Johannes Jacobus Beyerman was van 1934 tot 1966 gemeentearchivaris van Dordrecht. Hoewel Jo een telg was uit een geslacht van beroepsofficieren en ook zelf een sterke militaire belangstelling had, koos hij er in 1919 voor rechten te gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Na enkele jaren ging hij er geschiedenis bij doen. Alvorens beide studies af te ronden richtte hij in 1926, samen met de latere hoogleraar sociaal-economische geschiedenis T.S. Jansma, de Utrechtse Historische Studentenkring op. In 1928 werkte Beyerman als assistent aan zijn alma mater. In het cursusjaar 1929-1930 had hij een tijdelijke baan als leraar Nederlands en geschiedenis op enkele hogere burgerscholen (hbs) in Amsterdam. Het leraarschap lag hem niet en bovendien had hij inmiddels ontdekt dat hij archieven veel leuker vond. Hij liep stage bij het Amsterdamse gemeentearchief en probeerde zijn toekomstmogelijkheden te verbreden door eind 1931 het diploma wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse te behalen. Het was echter volop crisistijd en ook dit derde diploma verzekerde Beyerman niet van een baan. Hij bleef dan ook maar ervaring opdoen door het verrichten van vrijwilligerswerk bij het archief in Amsterdam. Daarnaast probeerde hij zijn naamsbekendheid te vergroten door van tijd tot tijd te publiceren in het Nederlandsch Archievenblad. In 1934 kwam er, nadat het gemeentebestuur gemeentearchivaris J.L. van Dalen tot pensionering had gedwongen, een parttime vacature in Dordrecht. Beyerman presenteerde zich op zijn best en werd benoemd. Boze tongen beweerden dat hij zijn benoeming (mede) te danken had aan de relatie tussen zijn vader en burgemeester P.L. de Gaay Fortman, oud-officier bij het KNIL.

In de periode dat Beyerman drie dagen per week in Dordrecht werkte, ontmoette hij daar in januari 1935 Irene Drost, een Vlaamse doctoranda in de kunstgeschiedenis. Zij trouwden in 1936 en kregen het jaar daarop een zoon. Het kwam dan ook goed uit dat Beyerman eind 1936 een vaste aanstelling kreeg, overigens zonder dat die meer uren ging tellen. Hij slaagde er in 1938 in een tweede parttime baan te vinden bij het gemeentearchief Rotterdam, zodat hij enkele jaren de ochtenden in Dordt werkte en de middagen in de Maasstad. Pas in 1943 kreeg Beyerman een fulltime aanstelling in Dordrecht. De reden daarvoor was dat het aantal archiefbezoekers sterk toenam. In 1941 kwamen er meer dan 400, in 1943 zelfs 771. Vooral de beoefenaars van de 'Sibbekunde', zoals de genealogie tijdens de oorlogsjaren heette, zorgden daarvoor. Zij wilden aantonen niet-Jood te zijn.

Voorlopig had Beyerman weinig aan de uitbreiding van zijn contract. Enkele maanden later werd hij opgeroepen om in Duitse krijgsgevangenschap te gaan. Hoewel hij niet voor een militaire loopbaan had gekozen, was hij namelijk wel reserveofficier bij de artillerie. Tot het einde van de oorlog verkeerde hij grotendeels in het kamp Grüne bij Lissa in het huidige Polen. Beyerman behield er zijn geestigheid: onder zijn medegedetineerden verwierf hij een zekere populariteit door de commando’s zo feilloos na te bootsen dat zelfs de Duitse bewakers gehoorzaamden. Beyerman was nog geen twee jaar terug in het Dordtse archief of hij koos er in 1948 voor met buitengewoon verlof te gaan om als officier drie jaar lang in Indië te dienen. Als jurist in de rang van reservekapitein voor speciale diensten bij de artillerie werkte hij daar op het hoofdkwartier van de adjudant-generaal. Beyerman had een zwak voor uniformen, maar volgens zijn zoon was het vooral de zucht naar avontuur van zijn vrouw die Beyerman ertoe bracht naar Indië te gaan. Al snel liep Beyerman echter tuberculose op, zodat hij moest repatriëren en revalideren in het Militair Sanatorium te Amersfoort. Per 1 oktober 1950 nam hij - eerst halftijds - zijn ambt als gemeentearchivaris weer op zich.

Zo kwam het dat Beyerman weliswaar ruim dertig jaar gemeentearchivaris was, maar zich pas in de tweede helft van deze periode helemaal ging wijden aan zijn ambt. Met dit bestaan en zijn prestaties was hij alleszins voldaan. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het archief als afzonderlijke dienst zei hij in 1960 zelfs dat er weinig meer te wensen overbleef. Het archiefgebouw was intussen gemoderniseerd en personeelsuitbreiding gaf hem het gevoel dat hij een echte dienst leidde. Aan dit gevoel van tevredenheid droeg ook bij dat hij bij zijn werkzaamheden grote vrijheid genoot. Critici meenden dat Beyerman al te ruim gebruik maakte van zijn vrijheid en bevoegdheden. Met de collectie sprong hij soms eerder om als eigenaar dan als beheerder. Meermalen riep hij bijvoorbeeld de sterke verdenking op historische prenten als relatiegeschenk te gebruiken. Ook zijn prestaties als archivaris zijn omstreden. Nu en dan bewerkte hij een aanvulling op een archief, maar hij heeft geen enkele inventaris op zijn naam geschreven.

Beyerman heeft zijn vak vooral publieksgericht opgevat. Daarmee was hij een typische vertegenwoordiger van de lokaalhistorische stroming in zijn vakgebied, die onder zijn tijdgenoten sterk was vertegenwoordigd. Hij publiceerde in allerlei media talloze artikelen over aspecten van de Dordtse geschiedenis. In de geografie van de binnenstad was hij uitstekend thuis. Daarover schreef hij onder meer De historische schoonheid van Dordrecht (1943, 1946 en 1947) en Dordrecht in oude ansichten (1967, 1970, 1972 en deels 2008). Prestaties op archiefterrein waren het op poten zetten van de historisch-topografische atlas en het stimuleren van de verdere ontsluiting van de archieven van de burgerlijke stand en notarissen door middel van namenklappers.

Beyerman had hart voor zijn stad. Vaak uitte hij kritiek op de sloop van oude gebouwen en buurten in de binnenstad. Spanningen met het gemeentehuis waren het gevolg. Pas de cultureel geïnteresseerde burgemeester J.J. van der Lee slaagde erin zijn respect te verwerven. In het Dordtse maatschappelijke en culturele leven was Beyerman een bekend figuur. Bestuurlijk was hij betrokken bij onder meer de Vereniging Oud-Dordrecht, de Monumentencommissie, de Vereniging voor Facultatieve Crematie en – dankzij zijn talenknobbel – de Italiaanse vereniging Dante Alighieri. Over de grenzen van Dordrecht heen was hij jarenlang actief als Rijksgecommitteerde bij examens Frans, geschiedenis en aardrijkskunde op middelbare scholen.

Aan de vooravond van Beyermans pensionering benoemde Hare Majesteit hem tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. De gedecoreerde, een groot bewonderaar van het Koninklijk Huis, was daar zeer over te spreken. Na korte tijd verhuisde het echtpaar Beyerman naar Zeeland. Bij de opening van het vernieuwde en uitgebreide archiefgebouw aan het Stek in 1977 gaf hij nog acte de présence. Beyerman bleef publicitair actief totdat hem zo’n anderhalf jaar voor zijn dood een auto-ongeluk overkwam, waardoor hij een hersenbeschadiging opliep die opname in een inrichting noodzakelijk maakte. Daar overleed hij op 11 januari 1982.

Bronnen en literatuur

Jan Alleblas, Jan Leendert van Dalen (1864-1936). Leven en werken (Schiedam 1987).
J.J. Beyerman, Tekst van de toespraak bij de opening van de jubileumtentoonstelling 75-jaar Gemeentearchief Dordrecht (RAD 150 nr. 3436).
C.M. van Driel, Een kleurrijk archivaris. Mr. drs. J.J. Beyerman (1901-1982), te verschijnen in 2016.
Jaap Bouman, Verzuurde Dordt-kenner C.J.P. Lips (83) haalt zijn gram, in: Het Vrije Volk 21 maart 1987.
Th.W. Jensma, Wat ik zeggen wou … Belevenissen van een buitenstaander (Kollum 2000).
Interviews in Dordtsch Nieuwsblad 26 oktober 1959 en Dordts Dagblad 30 oktober 1959.
Mededelingen H.J.J. Beyerman en A.J. Busch.

Auteur

Niels van Driel (juli 2015)