Lambertus Cornelius Spoorman
Lambertus Cornelius Spoorman werd geboren op 10 april 1825. Hij overleed te Dordrecht op 6 februari 1895. Op 11 februari 1895 werd hij begraven op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Reeweg-Oost te Dordrecht. Hij was een zoon uit het op 28 mei 1824 te Leiden gesloten huwelijk van Cornelius Spoorman, broodbakker, (Leiden 9 juli 1802-Leiden 22 november 1871) en Dorothea Elisabeth de Meere (Leiden 21 september 1802-Leiden 17 april 1825). Zijn moeder overleed dus zeer waarschijnlijk in het kraambed. Vader Lambertus hertrouwde op 17 november 1825 te Leiden met Applonia Baaten (Voorschoten 9 november 1801-Leiden 20 januari 1874). Lambertus werd dus opgevoed door zijn stiefmoeder.
Hij was bijna 30 jaar, vanaf 22 oktober 1865 tot aan zijn overlijden in februari 1895, pastoor van de Sint Bonifatiusparochie te Dordrecht. In die periode is hij van grote betekenis geweest voor de opbouw van het katholieke leven in Dordrecht. Naast de al op bescheiden wijze bestaande sociaal-charitatieve organisatie bouwde hij in zijn pastoorsperiode de katholieke organisatie binnen Dordrecht verder uit.
Lambertus Cornelius Spoorman deed op 16 mei 1838 zijn Eerste Heilige Communie. Op 1 oktober 1838 begon hij aan zijn priesterstudie aan het Kleinseminarie te Hageveld. In oktober 1845 vervolgde hij die studie aan het Grootseminarie te Warmond. Deze studies werden deels afgesloten door achtereenvolgens het ontvangen van de tonsuur (kruinschering) op 8 april 1848, de wijding tot subdiaken op 15 augustus en de wijding tot diaken in december 1848. Uiteindelijk werd hij op 12 augustus 1849 door monseigneur C.L. baron de Wijkersloot (1786-1851), bisschop van Curium in partibus infidelium (titulair bisschop) in de kapel van het seminarie Warmond tot priester gewijd. Achtereenvolgens werd hij met ingang van 17 augustus 1849 benoemd tot kapelaan te Hoorn (Sint Cyriacusparochie), in februari 1853 tot kapelaan te Rotterdam (Sint Laurentiusparochie) per 21 september 1856 tot kapelaan in Amsterdam (Maagdenhuis-Onze Lieve Vrouw Presentatie en Sint Nicolaas buiten de Veste). Op 16 augustus 1860 volgde zijn benoeming tot pastoor van de parochie Onze Lieve Vrouw Geboorte in Zijpe (Noord-Holland) en in december 1863 tot pastoor van de nieuwe parochie Onze Lieve Vrouw Visitatie in 't Zand.
Door de toenmalige bisschop van Haarlem, monseigneur G.P. Wilmer (1800-1877), werd hij per 22 oktober 1865 benoemd tot pastoor van de Sint Bonifatiusparochie te Dordrecht. De nieuwe pastoor trof een parochie aan die zich uitstrekte van Barendrecht, Schoonhoven, Gorinchem tot de Moerdijk, omvattende onder andere de burgerlijke gemeenten Dordrecht, Dubbeldam, Zwijndrecht, Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht en Puttershoek. Qua oppervlakte een zeer uitgestrekt gebied, maar qua aantal katholieken (rond 1865 circa 2.900 en rond 1890 4.700, respectievelijk 12,5 en 14,2% van de Dordtse bevolking) niet zo groot in vergelijking met het aantal protestantse gelovigen in deze streek.
Voorzieningen in de parochie waren er verschillende, met name op sociaal-charitatief gebied. Er was een weeshuis, opgericht in 1847, en zijn domicilie vindend in een pand aan de Wijnstraat naast de Sint Bonifatiuskerk. De Sint Vincentiusvereniging met in zijn kielzog de Sint Elisabethvereniging zorgden, naast de bedeling door het Rooms-Katholiek Armbestuur, voor materiële bijstand aan behoeftigen. Onderwijs werd er sinds 1856 gegeven op de school aan de Wijnstraat op de hoek van de Schrijversstraat, onderdeel van een bescheiden klooster van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort. Dit onderwijs bestond uit een bewaarschool en naaischool voor meisjes en sinds 1860 de Mariaschool voor 'welgestelde' meisjes. Het onderwijs stond nog in de kinderschoenen maar zou in pastoor Spoorman een grote promotor vinden voor de uitbreiding van het rooms-katholiek onderwijs.
Ondanks dat de Sint Bonifatiuskerk nog geen 40 jaar bestond, wilde men toch graag een hoofdaltaar aanschaffen wat meer bij het interieur van de kerk zou passen. In de toentertijd bekende architect Louis Veneman (1812-1888) uit Den Bosch vond men een geschikte persoon die een nieuw altaar kon ontwerpen. In april 1868 kon het, op de barok geïnspireerde, altaar plechtig in gebruik worden genomen. In 1870 kreeg Veneman de opdracht om voor dezelfde kerk twee zijaltaren, toegewijd aan de Heilige Maria en de Heilige Jozef, te ontwerpen in een overeenkomende stijl. Op 10 april 1872 legde de pastoor de eerste steen voor de bouw van een nieuwe school aan de Schrijversstraat-hoek Wijnstraat naast de kerk, ter vervanging van de vanaf mei 1868 bestaande jongensschool Sint Joseph. Pastoor Spoorman was ook een grote stimulator van kerkelijke verenigingen. Zo richtte hij op 5 juni 1874 de Aartsbroederschap van de Heilige Familie op. Hij promootte ook de jaarlijkse bedevaart naar Kevelaer en naar de graven van de martelaren van Gorinchem te Den Briel.
Op 12 augustus 1874 vierde pastoor Spoorman zijn 25-jarig priesterfeest. Vanaf de pastorie aan de Kuipershaven werd hij met een rijtuig naar de kerk gebracht. Hij droeg zelf de heilige mis op. Als cadeau ontving hij, namens de parochie, liturgische gewaden. De armen werden afzonderlijk bedacht. ’s Avonds bracht de fanfare Euterpe samen met de Dordtsche Liedertafel een serenade. Als dank schonk de pastoor zelf een verguld zilveren ciborie (kelk voor bewaring heilige hosties), naar ontwerp van H. Esser (1812-1892) uit Weert, aan de parochie, welke nu nog in bezit van de huidige Sint Antoniuskerk is.
De zorg voor de ouderen vereiste ook de aandacht van de pastoor en het Armbestuur. In juni 1876 kochten zij in de Grote Kerksbuurt een pand aan wat ingericht werd als tehuis voor oude van dagen. De weeskinderen werden vanuit het pand aan de Wijnstraat naast de Sint Bonifatiuskerk ook naar dit nieuwe Sint Jacobsgesticht overgebracht. Op 8 december 1876 zegende de pastoor het gebouw in. Zusters Franciscanessen van Steenbergen namen de verzorging op zich. Om de overleden katholieken in gewijde aarde te begraven, moest men in die tijd naar Rotterdam-Kralingen. Op 16 juni 1880 kocht het kerkbestuur een weiland aan de Reeweg aan met het doel daar een rooms-katholiek kerkhof te stichten. Ruim een jaar later, op 18 oktober 1881, wijdde de deken van Rotterdam, N.F. Taverne (1827-1901), het kerkhof met de Sint Leonarduskapel in.
Dordrecht breidde in het laatste kwart van de negentiende eeuw sterk uit, men verwachte in de richting van De Mijl veel nieuwbouw. Het kerkbestuur besloot een bijkerk op te richten om de parochianen in dit deel van de stad een kerk dichterbij te bieden. Op 28 augustus 1884 werd aan de Van Strijsingel de eerste steen gelegd voor deze kerk (voorloper van de huidige Sint Antoniuskerk). De eenvoudige kerk, ontwerp van architect E.J. Margry (1841-1891), toegewijd aan Maria Onbevlekt Ontvangen, werd nog in hetzelfde jaar door deken Taverne ingewijd.
Aan het 40-jarig priesterfeest van de pastoor werd in 1889 weinig aandacht geschonken, daarentegen werd er op 22 oktober 1890 op grootse wijze het 25-jarig pastoraat van de pastoor herdacht. De gebruikelijke kerkelijke viering, met assistentie van twaalf geestelijken die tijdens de voorbije 25 jaar in Dordrecht kapelaan waren geweest, werd gevolgd door een receptie en een diner verzorgd door het gerenommeerde Hotel Ponsen. ’s Avonds brachten, in de tuin van de pastorie, de zangkoren en muziekvereniging Euterpe weer een serenade. Als geschenk ontving de jubilaris, op zijn verzoek, 8.400 gulden voor de schulddelging van de kerk. De pastoor zelf schonk aan de Sint Bonifatiuskerk een glas-in-lood raam met als voorstelling Het Laatste Avondmaal. De schoolkinderen werden apart gefêteerd en de katholieke liefdadigheidsinstellingen ontvingen van de jubilaris ruime giften.
De groei van het aantal leerlingen op de scholen riep ook daadkrachtige maatregelen op. In 1892 werden van de erven van jonkvrouw Van den Santheuvel-Jantzon van Erffrenten (1838-1890) twee panden op de Voorstraat gekocht. Het ene werd ingericht als klooster voor de Zusters van Amersfoort en in het andere pand werden de Heilige Mariascholen voor meisjes gevestigd. Aan de Doelstraat werden twee lokalen gebouwd voor de 'minvermogende' leerlingen. De interesse van de pastoor voor de historie van de rooms-katholieken in het oude Dordrecht vond zijn neerslag in enkele artikelen van zijn hand in de jaarlijks verschenen reeks Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem. Ook ordende hij het parochiearchief, stelde lijsten samen van stukken die in het archief rusten en maakte historische aantekeningen.
Pastoor Spoorman stond bekend als een uitstekende kanselredenaar en had een heldere klankvolle stem. Hij had een welwillende manier van optreden en was zeer gezien bij zijn parochianen. Hij bezat de gave om de hem omringende besturen (onder andere. kerk-, school-, en armbestuur, Sint Vincentius- en Sint Elisabethvereniging) te voorzien van de juiste personen waar hij op kon bouwen en mee kon samenwerken. Aan dit vruchtbare en actieve leven kwam op 6 februari 1895 een einde. Tijdens het bezichtigen van de nieuwe scholen op de Voorstraat was pastoor Spoorman van de trap gevallen en aan de gevolgen hiervan en een nierziekte overleed hij. Op 11 februari 1895, na de plechtige uitvaartdienst in de Sint Bonifatiuskerk, werd hij onder zeer grote belangstelling als eerste in het, nog bestaande, priestergraf begraven op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Reeweg-Oost. Zijn gehele Dordtse periode overziende kunnen wij getuigen dat hij veel voor de Dordtse katholieken heeft betekend, zeker gezien in het licht van die tijd. Hij heeft bijgedragen aan het een eigen gezicht geven van die geloofsgemeenschap, waarvan zelfs nu nog verschillende onderdelen herkenbaar zijn.
Bronnen en literatuur
Regionaal Archief Dordrecht, Archiefnummer 29 Rooms-katholieke parochie van de Heilige Bonifatius, inv.nr. 235. Historische aantekeningen betreffende de rooms-katholieke en Grote Kerk, circa 1880.
Onze Lieve Vrouwekerk van Dordrecht en Sin. Sura, in: Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 4 (1876), p. 381-393.
Onze Lieve Vrouwekerk te Dordrecht, Sint Nicolaaskerk en Sint Adriaanskerk, in: Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 5 (1877), p. 1-42.
Kloosters en gasthuizen te Dordrecht, in:Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 7 (1879), p. 440-462.
I.M.P.A. Wils, Geschiedenis van roomsch katholiek Dordrecht tijdens en na de hervorming (Westmalle België, 1925).
Feestnummer bij het honderdjarig bestaan der Sint Bonifaciuskerk te Dordrecht, in: Nieuwe Dordtsche Courant, 11 september 1926.
L. Pennings, Van emancipatie tot secularisatie, de sociaal-religieuze positie van de rooms-katholieken in en rond Dordrecht, 1795-2011, in: Vereniging Oud-Dordrecht (2012), nummer 1.
Auteur
Leon Pennings (juni 2023)