Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Maria Hillena (Marie) Schmitz

30-11-1883 (Haarlem) — 10-06-1972 (Dordrecht)
Portret van Maria Hillena (Marie) Schmitz

Portret van Maria Hillena (Marie) Schmitz

Regionaal Archief Dordrecht

Geboren in Haarlem op 30 november 1883, overleden in Dordrecht op 10 juni 1972. Dochter uit het in 1883 gesloten huwelijk tussen smid Jan Hendrik Schmitz (Haarlem 27 februari 1834-Haarlem 27 januari 1884) en Maria Hillena Clausing (Haarlem 26 maart 1858-Dordrecht 7 oktober 1940).


Marie trad op 30 juli 1919 te Dordrecht in het huwelijk met de veelzijdige kunstschilder en –handelaar Leendert Adrianus (Leen) Verhoeven (Dordrecht 11 oktober 1883-Dordrecht 31 juli 1932), zoon van loodgieter Cornelis Verhoeven (1857-1941) en Aartje Leeuwenburg (1858-1912). Het huwelijk van Marie en Leen is kinderloos gebleven.


Het literaire oeuvre van Marie Schmitz is van indrukwekkende omvang. Ze debuteerde met enkele dichtbundels, maar oogstte meer bekendheid met haar proza. Haar werk bestaat uit psychologische romans, novellen, jeugd- en meisjesboeken. Marie besprak boeken voor de AVRO-radio en hield lezingen over literatuur. Ook was ze lang actief als literair recensent voor de NRC.


Een aantal jaren na het overlijden van haar vader verhuisde Marie in 1890 op zevenjarige leeftijd met haar moeder van Haarlem naar Dordrecht. Ze betrokken een woning in de Koningin Wilhelminastraat. Na de lagere school bezocht Marie de HBS, waar ze in 1902 eindexamen deed. Vervolgens werkte ze op het kantoor van de Gasmeterfabriek aan de Lijnbaan. Haar prozadebuut maakte zij in 1907, maar naar eigen zeggen heeft ze geschreven 'van kind af aan', al was er van een literaire traditie in haar familie geen sprake. Na haar huwelijk met Leen in 1919, kwam hij ook in de Koningin Wilhelminastraat wonen. In april 1935 zou Marie, dan al even weduwe, naar de Reeweg-Oost verhuizen. Begin 1967 verhuisde Marie naar de Mauritsweg; het adres waar ze een aantal jaar later op 88-jarige leeftijd zou overlijden. Marie had, zeer waarschijnlijk zonder medeweten van haar familieleden, in haar benedenwoning aan de Reeweg tijdens de Duitse bezetting een Joodse vader en zijn zoontje laten onderduiken. Hierover deed Aart Verhoeven (1929-2001), een neef van haar man en zelf ook kunstschilder, verslag in een in 1975 verschenen Pictura-jubileumboek.


Een buitenproportioneel grote vuurdoorn voor het raam ontnam voorbijgangers het zicht op het huis van Marie. Ze werkte zelf in de donkere en bomvolle voorkamer. Marie werd door Aart omschreven als gedecideerd, bruusk en niet bepaald toegankelijk. Als familieleden in de oorlog op bezoek kwamen, werd er al snel vriendelijk, maar op besliste toon gevraagd of men weer kon vertrekken. Onderling contact was in de laatste oorlogsmaanden extra lastig, dus direct na de bevrijding bezocht Aart - om te weten hoe het met haar ging - zijn tante andermaal.


Een jongetje dat zich voorstelde als Otto deed de deur open. De woning oogde lichter en vrolijker dan voorheen en er werd ook geen limiet meer aan de duur van de visite gesteld. Een onbekende man legde Aart uit dat hij en zijn zoon er de oorzaak van waren dat vroegere bezoekers nooit lang op bezoek konden blijven. Verbijsterd kwam Aart tot de conclusie dat Marie dus blijkbaar lange tijd twee onderduikers in de afgesloten achterkamer verborgen had weten te houden. Tijdens razzia's konden die zich in de kruipruimte verstoppen. Na de oorlog verwaterde het contact tussen de onderduikers en Marie. Pogingen om later de identiteit van het geredde gezin (de moeder zat elders ondergedoken) te achterhalen, bleven vooralsnog zonder resultaat. In 1953 werd Marie benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en tot erelid van Teekengenootschap Pictura. Dit erelidmaatschap werd, tot haar groot genoegen, postuum ook aan haar man Leen toegekend. Geridderd werd Marie niet alleen vanwege haar letterkundige verdiensten, maar ook voor haar 'gedrag gedurende de bezetting'.


Met Het duurzame geluk schreef Marie Schmitz in 1920 een grote roman in twee delen. Daarna schreef zij het semi-autobiografische boek dat haar een plaats in de Nederlandse literatuur zou geven: Marietje. Nog decennialang zou deze titel worden herdrukt, iets wat ook gold voor Het groote heimwee uit 1929. Overigens was niet iedereen van haar werk gecharmeerd. Zo schreef de dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) over Marietje: 'veel belangwekkends gaat er niet in dit kleine leven om. Het boekje is eenvoudig geschreven, pretentieloos, en met een tedere liefde samengevoegd. Het doet zo eerder aan een zorgvuldig verzamelde jeugdherinnering denken, dan aan literaire arbeid. Ik wil er daarom ook niet te veel van zeggen'. Het boek verkocht echter goed, ook de vertalingen. Veel hoofdpersonen uit de boeken van Schmitz 'vonden het geluk en werden betere mensen, maar pas nadat zij veel hadden prijsgegeven, veel hadden geleden en soms de wanhoop nabij waren geweest'.


Het Dordtse literaire tijdschrift Morks' Magazijn genoot tot aan 1942 aanzien in heel letterkundig Nederland en Vlaanderen. Veel schrijvers van naam leverden er bijdragen aan. Zo ook de Dordtenaren Kees Buddingh' en Marie Schmitz. Naast haar poëzie en prozawerk schreef Marie tot op hoge leeftijd essays en literaire kritieken voor diverse dag-, week- en maandbladen. Toen ze in 1953 haar zeventigste verjaardag vierde, werd ze in De Dordtenaar 'kwiek en vinnig en altijd sprankelend van geest' genoemd. Op de feestelijke bijeenkomst in het Pictura-gebouw op de Voorstraat waren veel bekende Nederlandse schrijvers en uitgevers aanwezig. Helaas moest het gezelschap het stellen zonder Top Naeff (1878-1953). Deze andere grote Dordtse auteur was eerder dat jaar op 75-jarige leeftijd overleden. Marie Schmitz was zo'n 40 jaar bevriend met haar. Lief en leed deelden de beide Dordtse auteurs, ze schreven elkaar over literaire en persoonlijke beslommeringen. Top Naeff hielp Marie tijdens de Tweede Wereldoorlog aan inkomsten door haar het manuscript van een boek over te laten overtypen.


Vrouwelijke auteurs als Top Naeff en Marie Schmitz konden in het nog steeds conservatieve naoorlogse literaire klimaat niet altijd op veel sympathie en waardering rekenen. Ook stadsgenoot Buddingh' voelde aanvankelijk minachting, al werd zijn houding later aanzienlijk milder. Toen de Grote Kerk in 1965 een nieuwe beiaard kreeg, werden op de grootste klokken randschriften geplaatst. Een van die randschriften werd geschreven door Marie. De laatste regel luidt: 'Wij voegen ons naar de hand die ons leidt en het lied zweeft weg, bevrijd'.


Werken (selectie)


Uit uren van verlangen (1912).
Verzen (1913).
Het duurzame geluk (1920).
Marietje (1921).
Weifeling (1922).
De donkere tocht (1923).
Droomenland (1925).
Naar het lichte land (1926).
Moeders (1928).
Het groote heimwee (1929).
Suikeren Pietje (1930).
Wedergeboorte (1930).
Aan het overzetveer (1932).
De gril van Marion de Greef (1933).
Als een bloem in den wind (1934).
Marion de Greefs geluk (1935).
Jorientje's grote kans (1936).
Een mensch vindt het geluk (1938).
Bas betaalt haar schuld (1939).
Wat beleven we toch veel (1941).
Tumult (1946).
Tobi en Cobi (1947).
Julius Quintijn (1950).
Kom maar binnen (1953).
Verlos ons van den booze (1954).
Zonder pardon (1959).
Alles valt op zijn plaats (1965).


Bronnen en literatuur


http://www.dbnl.nl/
http://www.stolpersteine-dordrecht.nl/
De Dordtenaar 25 november 1953.
De Dordtenaar 1 december 1953.
Tweehonderd jaar Pictura. Een tekengenootschap in Dordrecht, 1774-1974 (Dordrecht 1975).
P. Kooij en V. Sleebe (red.), Geschiedenis van Dordrecht 1813-2000 (Hilversum 2000).
G. Vaartjes, Rebel en dame. Biografie van Top Naeff (Amsterdam 2010).


Auteur

Sander van Bladel (december 2019)