Philip Kouwen
Philippus (Philip) Kouwen werd geboren in Rotterdam op 18 juni 1922. Hij overleed op landgoed ’t Waliën in Warnsveld (Gld) op 17 december 2002 en werd begraven op begraafplaats De Essenhof te Dordrecht. Kouwen werd geboren uit het op 20 november 1918 te Rotterdam gesloten huwelijk van Phillipus Kouwen (geboren Rotterdam 20 januari 1894-?) en Margaretha Josina van Berkel (geboren Rotterdam 14 september 1895-?).
Hij trad in het huwelijk te Dordrecht op 1 mei 1957 met Helena (Leni) Cornelia Dicke (Dordrecht 9 februari 1922-Warnsveld 1 oktober 2000). Leni werd eveneens begraven op begraafplaats De Essenhof in Dordrecht. Zij was de dochter van de Dordtse ARP-wethouder Carel Matthijs Dicke (Dordrecht 28 oktober 1884-Dordrecht 14 februari 1956) en van Adriana Levina Slijper (Dordrecht 23 november 1883-Dordrecht 30 augustus 1961). Leni was de zuster van de Dordtse tekenaar en illustrator Otto Dicke (1918-1984). Uit het huwelijk van Philip en Leni werden twee zoons geboren:
- Jan Willem (1960)
- Otto Matthijs (1963)
Philip Kouwen was docent, aquarellist, schilder, graficus en tekenaar. Hij ontwikkelde zich vooral als graficus en tekenaar. ‘In zijn tekeningen vond Kouwen aansluiting bij het beste wat in de Hollandse tekenkunst in de loop der eeuwen is voortgebracht’. Zijn onderwerpen waren de stad, het landschap, het stilleven en de mens. In het tekenen was hij de ‘meester van het grijs’ in alle denkbare nuances. Eenvoud, gevoeligheid, kwetsbaarheid en afwezigheid van spektakel kenmerken zijn werk. Hij had een sterke neiging tot perfectie en netheid in het dagelijks leven zowel als in zijn werk. In het Dordtse kunstleven speelde hij een belangrijke rol. Hij wenste niet deel te nemen aan de ‘strijd’ tussen modern en traditioneel in de kunst. Kouwen signeerde met de monogrammen PHK of PhK. Zijn werk werd door particulieren en musea aangekocht, alsook door het Rijksprentenkabinet.
Na de middelbare school bezocht hij de Koningin Wilhelmina Kweekschool voor onderwijzers aan het Haringvliet in het oude havengebied in het centrum van Rotterdam. Dat was eerder de keuze van zijn ouders dan van Kouwen zelf. Het onderwijzerschap bleek niet voor hem weggelegd, maar bepaalde docenten, min of meer omstreden buitenbeentjes, droegen bij aan zijn algemene en vooral aan zijn kunstzinnige vorming. Vooral P.W.J. Steinz (1904-1971), docent psychologie en schrijver over beeldende kunst, had op Kouwen grote invloed.
Tekenen was al lange tijd een geliefde bezigheid en hij hoopte zich op dat gebied verder te bekwamen. Zo belandde Kouwen in 1942 op de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. Tot de docenten die daar indruk op hem maakten behoorden graficus Antoon Derkzen van Angeren (1878-1961) en diens opvolger en criticus van het conservatieve klimaat op de academie, Jacobus (Ko) Marie Prange (1904-1972), docent vormleer Aart Glansdorp (1903-1989) en docent kunstbeschouwing Willem H. Mühlstaff (1894-1982). In 1946 studeerde Kouwen af.
In het voorjaar van 1943 bezocht Kouwen met schilder en latere docent aan de Haagse Academie Antoon Winkel (1923-1989) Dordrecht. Die stad verraste hen; het bleek een inspirerende en schilderachtige oude stad. Er ontstond een vriendschappelijk contact met enkele Dordtse studenten aan de Rotterdamse Academie zoals beeldhouwer Hans Petri (1919-1996) en schilder en latere restaurator Leo Marchand (1913-1996). In 1944 werd reizen wegens de oorlogsomstandigheden moeilijk en soms ook gevaarlijk. Een hernieuwde kennismaking met Dordrecht vond daarom pas plaats na de oorlog.
Kouwen behoorde tot een kleine vriendengroep van beeldende kunstenaars waarvan ook beeldhouwster Toos Neger (1910-1986), schilder Antoon Winkel, beeldhouwer Hans Petri en de zeer veelzijdige Lou ten Bosch (1923) deel uit maakten. Ten Bosch, een Rotterdamse studiegenoot, verhuisde in 1947 naar Dordrecht omdat hij daar zonder veel moeite een atelier had kunnen bemachtigen. Een aantal Rotterdamse studenten en kunstenaars kwam evenals Ten Bosch naar Dordrecht om er atelierruimte te vinden. Het zwaar gebombardeerde Rotterdam bood hen weinig mogelijkheden. Kouwen vestigde zich eveneens in Dordrecht en woonde onder meer op de Voorstraat, de Sint Jorisweg en aan de Nieuwe Haven.
Samen met tekenaar en illustrator Otto Dicke, tekenaar Kees Stoop (1929) en ontwerper Aart Verhoeven (1929-2001), zou deze ‘Rotterdamse invasie’ in de jaren vijftig van de twintigste eeuw in hoge mate het gezicht bepalen van het oude Dordtse tekengenootschap Pictura. Later volgde meer Rotterdamse versterking, bestaande uit onder anderen schilder en graficus Bouke IJlstra (1933-2009) en naaldkunstenaar en schilder Maria Hendriks (1923-2013). Pictura nam hen op, maar de ouderen bekeken deze ‘buitenstaanders’ met enige argwaan. Het leidde eind 1954 tot een bestuurscrisis: voorzitter en secretaris traden af en Kouwen werd als nieuw bestuurslid gekozen. Hij zou daarna korte tijd in zijn eentje voor bestuur spelen.
Kouwen was sedert 1949 een actief lid van het tekengenootschap. Zelfs zozeer, dat zijn eigen werk niet altijd op de eerste plaats kwam. Hij organiseerde tentoonstellingen, verzorgde het drukwerk van Pictura en was betrokken bij allerlei activiteiten. Hij had een kamer in Pictura. Het genootschap verbond de leden en bood mogelijkheden voor exposities, lezingen en andere activiteiten. De Pictura-feestjes genoten een zekere faam. Dichter en schrijver C. (Kees) Buddingh’ (1918-1985) had in Pictura geruime tijd een werkkamer en vertegenwoordigde het literaire element. Het Pictura kunstenaarscabaret, later 'De Pepper' geheten, trad regelmatig op. Centraal stond duizendpoot Lou ten Bosch. In 1951 deed ook de later professionele cabaretier Jaap van de Merwe (1924-1989) mee.
Kouwen legde in 1966 zijn taken in Pictura neer, om die enkele jaren later toch weer op te nemen. Toen hij Dordrecht in 1984 verliet, werd hij benoemd tot erelid. Behalve van Pictura was Kouwen lid van de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (BBK) en van de Nederlandse Kring van Tekenaars.
In 1956 werd Kouwen door de toenmalige directeur A. (Bram) Middelhoek (1906-1968) van de Academie voor Kunst en Industrie aan de Hengelosestraat in Enschede als docent grafische technieken aangetrokken voor twee dagen per week. Hij aanvaardde het docentschap met de nodige aarzeling, maar kreeg er gaandeweg geloof in en voelde zich op den duur op zijn plaats. Hij beschouwde deze periode als een nieuwe leerschool door het contact met studenten en mede-docenten. Hij ervoer dat contact verrijkend voor zijn eigen ontwikkeling. Tot zijn leerlingen behoorden onder anderen: Riet Abcouwer (1949), Henk Keijl (1943), Tom Waterreus (1936) en Elly Meijer (1943). Het lesgeven ervoer hij als uitputtend. Toch bekleedde hij deze functie drieëntwintig jaar lang. Toen hij rond 1979 stopte met dit werk, bleek dat ook een bevrijding te zijn en er volgden productieve jaren.
Een jaar na zijn aanstelling in Enschede trouwde Philip Kouwen met Leni Dicke. Zij nam gedurende de bezetting als koerierster (schuilnaam Lize) deel aan het Dordtse verzet. Door verraad werd zij op 3 januari 1945 door de Duitsers opgepakt en overgebracht naar het bureau van de Sicherheitsdienst (SD) aan de Singel. Enkele dagen later werd zij ingesloten in de gevangenis aan de Doelstraat. Haar bevrijding was noodzakelijk want zij wist veel, en men vreesde dat zij onder marteling zou doorslaan. In de nacht van 8 januari 1945 overviel een groep gewapende verzetsmensen de gevangenis en wist haar te bevrijden. De represaille bleef niet uit: het huis van de familie Dicke aan de Prinsenstraat 3 werd op bevel van de Dordtse Ortskommandant Graf von Solms in brand gestoken.
Onder enkele leden van Pictura, waaronder Kouwen, ontstond rond 1960 het plan te komen tot een Dordtse kunststichting, min of meer naar Rotterdams model, om het culturele leven in de stad te bevorderen. Al in 1961 werd het eerste plan aan de gemeente aangeboden. Het resultaat was teleurstellend: cultuurpolitiek kon de gemeente Dordrecht kennelijk niet boeien. Samen met onder anderen schilder en ontwerper Aart Verhoeven en de jonge typografisch ontwerper Walter Nikkels (1940), bepleitte Kouwen dat idee later nogmaals in een rapport. De oprichting van de Dordtse Culturele Raad in 1967 kan mede worden gezien als een laat resultaat van dit initiatief.
Kouwen nam in zijn leven deel aan een groot aantal exposities, waaronder een aantal solo-exposities. De belangrijkste was de in 1998 aan het werk van Kouwen gewijde overzichtstentoonstelling 1944-1996 in het Dordrechts Museum, waar hij tekeningen, grafiek en schilderijen exposeerde.
Samen met een kleine groep Dordtenaren, waaronder Lou ten Bosch en zijn vrouw, huurden Kouwen en zijn vrouw in 1984 een villa op landgoed ’t Waliën in Warnsveld, even ten Oosten van Zutphen. De villa en het landgoed waren eigendom van Natuurmonumenten. Ze vormden er een artistiek georiënteerde leefgemeenschap. Toch was Kouwen tot kort voor zijn overlijden nog vaak in Dordrecht te vinden; de stad waaraan hij zeer was gehecht.
Literatuur
RKD Artists, Bioportnummer 54996033.
Philip Kouwen, Herinneringen op verzoek; in: Tweehonderd jaar Pictura, een tekengenootschap in Dordrecht (Dordrecht 1975).
Philip Kouwen. Tekeningen 1974-1983 (Dordrecht 1983).
J. Nieuwstraten, Philip Kouwen. Tekeningen (Dordrecht 1983).
H. Helmantel en J. Nieuwstraten, Schoonheid in zwart/wit. Tekeningen van Otto Dicke - Philip Kouwen - Meeuw van Rotterdam - Kees Stoop (Groningen 1993).
Philip Kouwen en J. de Groot, Philip Kouwen. Overzichtstentoonstelling tekeningen, grafiek, schilderijen 1944-1996 (Dordrecht 1998).
Auteur
Roel Leentvaar (september 2017)