Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Pieter Leonard de Gaay Fortman

17-12-1875 (Elden) — 26-07-1954 (Epe)
Borstbeeld naar rechts van P.L. de Gaay Fortman.

foto H.G. Beerman

Borstbeeld naar rechts van P.L. de Gaay Fortman

Regionaal Archief Dordrecht

circa 1935

Geboren te Elden (Gld.) op 17 december 1875, overleden te Epe op 26 juli 1954. Zoon van Nicolaas Adriaan de Gaay Fortman (1845-1927), predikant, en Theodora Kocken (1850-1928).

Trouwde op 21 juli 1898 in Teteringen met Eliza ten Broeke (1877-1911) en hertrouwde op 23 december 1924 in Utrecht met Frederika Henriëtte de Ligt (1882-1965). Uit het eerste huwelijk werd een zoon geboren, Nicolaas Adriaan (1899-1947).

Pieter Leonard (roepnaam Leo) de Gaay Fortman was een man met een dubbele loopbaan. Hij was burgemeester van Bunschoten en Ridderkerk. Als burgemeester van Dordrecht loodste hij de stad door de moeilijke crisisjaren. Voordat hij actief werd in het openbaar bestuur, bouwde hij een indrukwekkende carrière op in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) waar hij diende bij de Genie. Hij werd voor zijn onverschrokkenheid benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde.

Leo's vader ging als predikant te Amsterdam mee met Abraham Kuyper bij de Doleantie van 1886. Leo bleef de Gereformeerde Kerken levenslang trouw. Mede doordat zijn familie beïnvloed was door de 19de-eeuwse opwekkingsbeweging van het Reveil en hijzelf bovendien door zijn tropenjaren, was hij een orthodox maar ruimdenkend man. Al jong koos Leo ervoor zijn Heer te dienen in de ruige context van het leger. In 1892 werd hij toegelaten tot de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Zijn bestemming was Nederlands-Indië, waar zijn beide ouders ook waren geboren. In september 1898 ging hij scheep. Enkele maanden daarvoor trouwde hij met de evangelisch-lutherse Eliza ten Broeke die hij in zijn KMA-tijd had leren kennen.

De Gaay Fortman was op en top militair. Tot op hoge leeftijd had hij een kaarsrechte houding. Bovendien bezat hij een grote persoonlijke moed. De jonge officier schuwde het strijdgewoel niet. Al in 1904 ontving hij het ridderkruis der vierde klasse van de Militaire Willemsorde als dank voor zijn inzet bij acties op de westkust van Sumatra in 1903. Toen hij in 1920 ontslag nam uit het KNIL was hij een zwaar gedecoreerd man. Als genieofficier bewoog De Gaay Fortman zich overigens niet voortdurend in de frontlinie. Hij werkte onder meer aan de aanleg van de Atjeh-spoorweg op Sumatra en aan de fortenversterking bij Bandoeng op Java. Carrière maken ging in het KNIL sneller dan in Nederland. In 1916 werd hij luitenant-kolonel. Steeds sterker vroeg hij zich echter af hoe lang hij nog in het leger zou blijven. Na 20 dienstjaren in Indië had een militair zijn maximale pensioenopbouw bereikt. Hij voelde zich te jong en te energiek om zijn pensioen te gaan 'opeten'. In juli 1919 repatrieerde hij. Hij vreesde dat als hij langer wachtte, hij genoopt zou zijn zijn verdere leven werkloos door te brengen.

In Nederland bereidde hij zich voor op een carrièreswitch. Via zijn netwerk had hij gemakkelijk toegang tot het kader van de Antirevolutionaire Partij; Eerste Kamerlid P.A. Diepenhorst was zijn zwager en in Indië had hij Colijn en Idenburg leren kennen. Al in mei 1920 werd hij burgemeester van Bunschoten. De burgervader kon in dit vissersplaatsje evenmin zijn energie kwijt. Toen er een kleine drie jaar later een vacature in Ridderkerk kwam, overtuigde zijn motivatie dat hij ‘graag eene meeromvattende werkkring in eene grootere gemeente’ wilde.

Tot veler verrassing benoemde minister Ruys de Beerenbrouck De Gaay Fortman minder dan een half jaar na zijn installatie, per 1 november 1923, tot burgemeester van Dordrecht. Ook De Gaay Fortman werd erdoor overrompeld; hij had niet eens gesolliciteerd. Hij werd de eerste 'rechtse' of confessionele burgemeester van Dordrecht, na een lange rij liberalen. Bij de installatie liet de socialistische locoburgemeester Th. Stoop er geen misverstand over bestaan dat De Gaay Fortman niet voldeed aan het profiel dat de gemeenteraad had opgesteld: omdat liberalen, socialisten en onafhankelijken enerzijds en confessionelen anderzijds vrijwel even sterk in de raad waren vertegenwoordigd (16-15), opteerde de gemeenteraad voor een partijloze burgemeester. Ook vonden sommigen dat De Gaay Fortman te weinig bestuurlijke ervaring had voor een grote gemeente. Toch was niet iedereen verwonderd over de benoeming. Bij de verkiezingen hadden de confessionele partijen elke keer meer zetels gekregen. De tegenstanders van zijn komst konden gerust zijn. Bij zijn aantreden verzekerde De Gaay Fortman met grote stelligheid dat 'alle enge partijzucht' hem vreemd was. Hij zag het als zijn taak om samenbindend en verzoenend werkzaam te zijn. Ook de socialisten hoefden niet te vrezen. In een interview verklaarde de net benoemde burgemeester niet tegen financiële steunverlening aan werklozen te zijn.

De Gaay Fortman werd burgemeester in een moeilijke tijd. Bij zijn terugkeer in Nederland eind 1919 was er een korte economische opleving, maar al snel kwam er een inzinking. De burgemeester was zich ervan bewust dat deze laagconjunctuur zich ook in Dordrecht scherp aftekende. Door zijn tomeloze inzet slaagde hij erin de arrondissementsrechtbank, de keuringsdienst van waren, het garnizoen en de gemeentelijke kweekschool voor Dordrecht te behouden. Wel verdween de hoofdinspectie van de arbeid. Hij stimuleerde in de jaren 1930 de voltooiing van de inpoldering van de Biesbosch en de aanleg van Wantijpark en Wantijbad. Bij deze projecten werden veel werklozen ingezet. Bovenaan zijn prioriteitenlijst stond echter de nieuwe zeehaven. Op zijn aansporen investeerde Dordrecht enkele miljoenen in een moderne uitrusting van de zeehaven, die in de jaren 1927-1930 tot stand kwam. Tot dan toe was de in 1918 in gebruik genomen zeehaven niet veel meer dan een havenbekken zonder kademuren en los- en laadinstallaties. De Gaay Fortman verwachtte niet dat Dordrecht een wereldhaven zou kunnen worden. Wel geloofde hij stellig dat de stad kon meeprofiteren van de behoefte aan uitbreiding van het havengebied in de Rijn- en Maasdelta. De internationale handel stond echter op een laag pitje, waardoor de vraag naar scheepsruimte klein bleef.

De devaluatie van de gulden in 1937 deed de hoop bij De Gaay Fortman herleven. Tot schrik van vele Dordtenaren zag hij in de kleine verbeteringen mede aanleiding zijn ontslag in te dienen als burgemeester. Vanwege de hoge werkloosheidscijfers wilde hij plaats maken voor een jongere kracht. De raad was onaangenaam verrast; de burgemeester moest nog 62 worden. Het besluit werd gerespecteerd vanwege het 'prachtig menschelijk accent', aldus de Dordrechtsche Courant. De voorgaande veertien jaar had De Gaay Fortman zich een grote plaats verworven in Dordrecht. De vergaderingen van de gemeenteraad leidde hij over het algemeen met humor, zachte overredingskunst, slagvaardigheid en kennis van zaken. Meermalen werd over hem opgetekend: Every inch a gentleman. Commentaren in kranten typeren hem uiteraard als zelfbewust, maar verder als rustig, hartelijk, gemoedelijk, eerlijk, rondborstig en strikt onpartijdig en rechtvaardig. De liefde voor Dordrecht bond mensen van tegengestelde politieke overtuiging samen.

Vooral in de eerste periode van De Gaay Fortmans burgemeesterschap was er behoorlijk wat kritiek op zijn beleid op het terrein van de openbare orde. In een interview ter gelegenheid van zijn benoeming beloofde hij 'gematigdheid' ten aanzien van de zondagssluiting. Over wat dat inhield, verschilden later de meningen. Toch erkende de Dordrechtsche Courant bij zijn 12,5 jarig burgemeesterschap dat hij nooit had geprobeerd zijn persoonlijke principes door te drukken. Hij had altijd rekening gehouden met de brede samenstelling van de bevolking. Toen hij in oktober 1929 werd herbenoemd, feliciteerde de socialist J.A. Bergmeijer hem met nadruk namens de hele raad.

De Gaay Fortman was een krachtig bestuurder, die zich inzette op vele terreinen. Zoals beloofd sloot hij zich volstrekt niet op in eigen kring. De 'rechtse' burgemeester had een warm sociaal hart; zo verzocht hij werkgevers om ex-gedetineerden aan werk te helpen, zodat zij niet zouden terugvallen. Nooit schaamde hij zich voor zijn geloof, maar velen waardeerden het in hem dat hij de levensovertuiging van anderen respecteerde. Zelf keek De Gaay Fortman met voldoening en dankbaarheid terug op zijn lange Dordtse burgemeesterschap. Hij kwam nog vaak in Dordrecht, maar ging wonen in Zeist, dicht bij het christelijke blindeninstituut Bartiméus, waarvan hij al enkele jaren bestuursvoorzitter was. Ook de regering liet zijn bestuurlijke ervaring niet onbenut. In 1939 werd hij als Commissaris Afvoer Burgerbevolking voor de provincie Utrecht verantwoordelijk voor de verplaatsing van de bevolking in frontgebied. Dat jaar kreeg hij ook de titulaire rang van kolonel. In 1954 overleed hij aan een hartaanval.

Bronnen

RAD, Archief gemeente Dordrecht, toegang 8-A1945, inventarisnummers 800 en 2679.
RAD, Archief gemeente Dordrecht, toegang 8-A1970, inventarisnummer 892.
Nationaal Archief, Archief Kabinet der Koningin, toegang 2.02.14, Koninklijke Besluiten.
Nationaal Archief, Stamboeken Officieren Landmacht en koloniale troepen, toegang 2.13.04, inventarisnummers 411 folio 145 en 639 folio 45.
Nationaal Archief, Archief van de Commissie Burgerbevolking en Bureau Afvoer Burgerbevolking 1939-1946, toegang 2.04.48.12, inleiding.
Nationaal Archief, Archieven P.A. Diepenhorst, I.N.Th. Diepenhorst en enige verwanten, toegang 2.21.052.
Nationaal Archief, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Binnenlands Bestuur, toegang 2.04.57, inventarisnummers 786, 793, 1053, 1054, 2958.
Familiearchief De Gaay Fortman, particulier beheer, Breda.

Literatuur

Nederland’s Patriciaat 36 (1950), p. 159-166 en 94 (2015), p. 199-224.
Gedenkboek Rijkslandbouwwinterschool Dordrecht 1896-1946 (Dordrecht 1946), p. 34.
Gedenkboek bij het 30-jarig bestaan van het Christelijk Blindeninstituut Bartiméus te Zeist (Zeist 1949).
H.P. Deys, Evacuaties in Rhenen, 1940 en 1944, in: Oud Rhenen. Mededelingenblad van de Historische Vereniging Oudheidkamer Rhenen en omstreken. Herdenkingsnummer 1940-1990 9/2 (1990), p. 49-69.
Pim Kooij en Vincent Sleebe (red.), Geschiedenis van Dordrecht van 1813-2000 (Hilversum 2000), p. 85, 195, 336.
Harco Bakker, Burgemeesters van Dordrecht (Alblasserdam 2010), p. 21.

Auteur

Niels van Driel (mei 2016)