Rochus van den Honert
Rochus van den Honert ( ook bekend als Honaert, Honardius, Honerdius) werd geboren te Dordrecht, 13 maart 1572; overleden te ’s-Gravenhage, 30 januari, begraven Grote Kerk aldaar 4 februari 1638. Oudste zoon van Thomas Rochusz van Wesel gezegd van den Honert (circa 1545-1594; de naam Van den Honert aangenomen na aankoop van land van die naam bij Dordrecht), ridder, lid van de raad van Dordrecht in 1573 en 1576, veertigraad 1586, schepen 1583, 1588 en 1592; ontvanger van de gemene landsmiddelen 1580, curator van de Latijnse school 1593, en van Ida Willemsdr de Jonge.
Ondertrouw te Dordrecht 8 oktober, gehuwd te ’s-Gravenhage 10 oktober 1600 met Margaretha Hallincq gezegd Pauli, geboren te Dordrecht op 19 november 1574, overleden in 1645, dochter van Johan Hallincq gezegd Pauli (of Pauwelsz) (1540-1605), veertigraad 1575, schepen van Dordrecht in 1575, 1579, 1583 en 1586, licentmeester van de convooien, gecommitteerde raad in de Staten van Holland 1585, lid van de Raad van State 1593, en van Elisabeth Hermansdr van der Bies (1545-1623). Uit dit huwelijk zes kinderen (volgorde onzeker):
- Margarieta, in 1624 ongehuwd overleden
- Maria, gehuwd te ’s-Gravenhage 26 januari 1625 met Mr. Jan Sixtus of Sixty (circa 1594-1661?), student te Leiden 16 juni 1606, burgemeester van ’s-Gravenhage 1644-1650, vroedschap aldaar 1650-1661
- Catharina, gehuwd te ’s-Gravenhage 7 juni 1626 met Nicolaes Kien (1600-1648), kapitein, in 1624 bij opvolging van zijn vader commissaris-generaal van de vivres (hoofd van de bevoorrading met levensmiddelen) van het leger van de Verenigde Nederlanden, ridder in de orde van Saint Michiel (Frankrijk) 1636; uit hun huwelijk elf kinderen. Eén daarvan, Nicasius Kien (1644-1677), militair, trouwde met zijn volle nicht Margaretha van der Does (1642-1721), dochter van Willem van der Does en Wilhelmina van den Honert (hierna)
- Mr. Thomas van den Honert (circa 1606-1672), heer van Oost-Puttershoek, student te Leiden 5 november 1623, advocaat voor het Hof van Holland 1629, stadsadvocaat van Leiden, vervolgens wagenmeester-generaal van de Republiek, gehuwd te Heusden op 25 september 1636 met Baldina Nobelaer (1617-1679), tegen de wil van haar vader, een schatrijke Haagse katholiek. Thomas schaakte haar in 1636 kort voor hun huwelijk. Hij had een buitenplaats te Voorburg naast Constantijn Huygens, zijn neef. Haar vermogen als kinderloze weduwe, in 1674 geschat op f 250.000, ging wegens de brouille met haar familie naar de Van den Honerts
- Wilhelmina (overleden 1689), te ‘s-Gravenhage op 16 november 1639 gehuwd met mr. Willem Jacobsz van der Does (circa 1617-1668), schepen van ’s-Gravenhage 1645, burgemeester vanaf 1659. Hieruit tenminste zeven kinderen, onder wie Wilhelmina, gehuwd met Nicasius Kien (hierboven). Johannes Mijtens (circa 1614-1670) schilderde in 1650 een bekend portret van de hele familie (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen)
- Mr. Johan van den Honert (circa 1615-14 april 1667), student te Leiden 14 februari 1635, promotie in de rechten te Orléans winter 1637/1638, advocaat voor het Hof van Holland 1638, raad van Dordrecht 1640-1641, schepen in 1647 en 1652, veertigraad 1650, gecommitteerde raad in de Staten van Holland 1657-1659, buitengewoon ambassadeur in Polen 1659, raadsheer in het Hof van Holland 1663, gehuwd te Dordrecht 4 november 1640 met zijn achternicht Cornelia Hallincq (1615-1681), dochter van mr. Herman Johansz Hallincq (circa 1583-circa 1638), advocaat, meermaals schepen van Dordrecht tussen 1614 en 1636, burgemeester van ‘s Heeren wege (aangesteld door de stadhouder) 1628, 1633, 1637, gecommitteerde in de Generaliteits Rekenkamer 1638), en van Anna de Jonge); uit dit huwelijk zeven kinderen
De bestuurder en diplomaat mr. Rochus van den Honert is een goed voorbeeld van een literair begaafde Dordtenaar die in zijn tijd om zijn dichtkunst in een groot netwerk van vrienden, collega’s en bekenden, een uitstekende reputatie genoot. Om zijn verstandige en gematigde politieke optreden werd hij breed gewaardeerd, maar hij heeft zelf relatief weinig gepubliceerd. Als liberaal regent zocht hij de publiciteit evenmin en heeft zich ook maar in beperkte mate in de godsdienstige twisten tussen gereformeerden en remonstranten willen mengen.
Na de Latijnse school in Dordrecht werd Rochus Honerdius op 31 augustus 1587 als student rechten ingeschreven aan de Leidse academie. Hij was daar kostleerling bij kanunnik Willem van Assendelft (circa 1540-1615). In 1591 vergezelde hij zijn docent, de befaamde hoogleraar in de letteren Justus Lipsius, en diens leerling Petrus Bertius (toekomstig hoogleraar ethica) op hun reis naar Duitsland. Beiden behoorden tot de religieus gematigde intellectuelen en werden op termijn (weer) katholiek. Op 9 oktober 1593 promoveerde Rochus aan de universiteit van Bazel tot licentiaat in het romeins en het kerkelijk recht, op dezelfde dag als zijn stadgenoot Jacobus ab Eynde, in wiens gezelschap hij die reis zal hebben gemaakt. Het jaar daarop werd hij beëdigd als advocaat voor het Hof van Holland en Zeeland.
Hij werd stadsadvocaat (pensionaris) van Dordecht in 1596, plaatsvervangend schepen in 1597, veertigraad in 1598, schepen in 1600. Gecommitteerd namens Dordrecht in de Rekenkamer van het Zuiderkwartier van Holland, 1598-1600, op een salaris van f 300; gecommitteerde raad in het Zuiderkwartier, 1601-1603. Daarna ging hij over naar de rechtspraak. Vanaf 17 november 1603 was hij raadsheer, vervolgens eerste raadsheer van de Hoge Raad van Holland en Zeeland, tot aan zijn overlijden. Hoofdingeland van Delfland 1618. Vanwege het gewest Holland was hij commissaris politiek op de nationale synode van Dordrecht, in 1618-1619, en vervolgens op de provinciale synodes van Hoorn 1623 en Enkhuizen 1624. In 1630 was hij vanwege zijn gematigde opvattingen in kerkelijke zaken een goede kandidaat om de overleden raadpensionaris van Holland Anthony Duyck op te volgen, maar het ambt ging naar Adriaen Pauw. In 1627 werd zijn vermogen in Den Haag geschat op f 50.000.
In 1627 werd hij door de Staten van Holland samen met de Amsterdamse burgemeester Andries Bicker, zijn neef Simon Govertsz van Beaumont en jonker Gijsbert van den Boetzelaer als gezant naar Zweden en Polen gezonden om te bemiddelen in de conflicten tussen de koningen van die twee landen en om enkele handelsvoorrechten voor Holland te bedingen. Gijsbert overleed al voor het vertrek, de drie anderen keerden in 1628 vrijwel onverrichterzake terug. Samen met Bicker wist Rochus in 1635 wel een verlenging van het bestand te bewerken dat de twee koningen in 1629 hadden gesloten. Daarom werd hij op 18 november 1635 door koningin Christina in de Zweedse ridderschap opgenomen. In 1632 publiceerde hij een geïllustreerd verslag van zijn reis.
Rochus van den Honert stond bekend als een vriendelijk mens met een aangenaam karakter. Hij was een gematigde gereformeerde en behoorde tot de liberale middengroepen in het openbaar bestuur. In zijn grote intellectueel netwerk bevonden zich vanaf het begin ook verscheidene geleerden die katholiek waren gebleven en hij stond zelf niet ver van de remonstranten, maar na de synode van Dordrecht sloot hij zich toch niet bij hen aan. Wel nam hij van 1619 tot 1626 aan de Leidse academie de plaats in van de remonstrantse curator Cornelis van der Myle, de schoonzoon van Johan van Oldenbarnevelt die toen op grond van een beschuldiging van hoogverraad gevangen was gezet. Op de synode van Dordrecht zelf stelde Van den Honert zich op het standpunt dat hij als rechter in de Hoge Raad voorrang moest krijgen op de edelen en de gedeputeerden van de steden. Toen dat niet werd gehonoreerd, weigerde hij aanvankelijk in de synodezaal te verschijnen. Op 13 november 1618 legde hij in een brief aan de raad van Dordrecht rekenschap af van zijn principes op dat gebied.
Hij gold in brede kringen als een uitstekende latinist, al verscheen van zijn hand maar weinig op dat gebied. Hij publiceerde te Leiden in 1611 twee Latijnse drama’s, de Bijbelse tragedie Thamara, in rederijkersstijl, en een over Mozes als wetgever, Moses de Tafelbreker. Volgens het voorwoord op Thamara had hij de Christus Patiens van Hugo de Groot en de Herodes Infanticida en Auriacus van Daniel Heinsius tot voorbeeld genomen, omdat die tragedies het beste beantwoorden aan de regels van het treurspel. Van zijn eigen Auriacus [= Oranje] is de tekst niet overgeleverd. Wel liet hij veel gedichten in handschrift na, waaronder een reeks Epigrammata die na zijn dood in allerlei privéverzamelingen terechtkwamen. Zijn literaire kwaliteiten werden vaak geroemd, bijvoorbeeld door Hugo de Groot, Caspar Barlaeus, Daniel Heinsius, Gerardus Joannes Vossius, Pieter Cornelisz Hooft en Constantijn Huygens, met wie hij ook correspondeerde. Voorafgaand aan de publicatie liet Hooft de tekst van zijn Nederlandsche Historiën door Van den Honert controleren.
Publicaties
Thamara tragoedia (Leiden, Johannes Patius, 1611).
Moses legifer sive nomenclastes (Leiden, Johannes Patius, 1611).
Dachtafel van mijn eerste gezantschap (Utrecht, Abraham Boot, 1632).
Iournael, van de legatie, gedaen in den iaren 1627 en 1628 by de Heeren Rochus vanden Honert, Andries Bicker, ende Simon van Beaumont, te samen by de Heeren Staten-Generael afgesonden, op den vrede-handel tusschen de Coninghen van Polen ende Sweden (Amsterdam, Michiel Colijn, 1632).
Uitvoerige Latijnse bijdragen onder de naam Honardius in het album amicorum van Blasius Boucquet (1566-1591) te Leiden 1588-1591; en als Honerdius in het album amicorum van Ernst Brinck (1582-1649), burgemeester van Harderwijk en gezant, 8 oktober 1616. (Koninklijke Bibliotheek: KW 1900 A 145, f. 47r-48r (Album Boucquet) ; 133 M 87 (3), f. 46r (Album Brinck).
Literatuur
Van der Aa, VIII (1867), p. 1047-1050.
NNBW, VIII (1930), p. 817-819.
M. Balen, I, p. 214 (biografie); II, p. 1079, 1273-1275 (genealogie).
Nederland‘s Patriciaat 31 (1945), p. 159-171 (familie).
W.M.C. Regt, Genealogie van het geslacht van den Honert, in: De Nederlandsche Leeuw, 46 (1928), p. 260-269 (diverse fouten).
W. Kroon, Een opzienbarend zeventiende-eeuws proces in de familie De Nobelaer, in: De Nederlandsche Leeuw, 70 (1953), p. 101-103 (over de schaking door Thomas van den Honert).
Website voor de familiegeschiedenis Van den Honert: http://home.online.nl/audeman/vdH/ (Hierop in het bijzonder de sectie: Michael van den Honert, Van den Honert en Huygens, Leidschendam en Voorburg).
K. Zandvliet, De 250 rijksten van de Gouden Eeuw (Amsterdam 2006), 320, nr 187.
F. van Lieburg, Synodestad. Dordrecht 1618-1619 (Amsterdam 2019), p. 36-37 en 66.
Auteur
Willem Frijhoff (augustus 2019)