Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Sybold van Ravesteyn

18-02-1889 (Rotterdam) — 23-11-1983 (Laren)
Portret van Sybold van Ravesteyn

Portret van Sybold van Ravesteyn

Regionaal Archief Dordrecht

1980

Sybold van Ravesteyn (ingeschreven als Sijbold van Ravesteijn) werd op 18 februari 1889 te Rotterdam geboren en overleed in Laren (N.H.) op 23 november 1983. Hij was het enig kind geboren uit het op 1 mei 1888 te Rotterdam gesloten huwelijk van Adrianus Justinus Hendrikus van Ravesteijn, wijnimporteur, (Rotterdam 30 juni 1852-Utrecht 1 december 1934) en Josephina Aletta Moens (Rotterdam 2 december 1865-Velp 11 september 1931). Huwelijk op 10 augustus 1915 te Berg en Dal met Dora Hintzen (Rotterdam 29 november 1893-Laren 30 juni 1975). Zij was een dochter van George Hermann Hintzen (1851-1932), bankier, wethouder financiën van Rotterdam en liberaal lid van de Tweede Kamer en van Theodora Jacoba s’ Jacob (1861-1941). Uit het huwelijk van Sybold en Dora vier kinderen:
- Theodora Jacoba , roepnaam ‘Dootje’ of ‘Do‘ (Breda 28 januari 1918-Rotterdam 29 mei 2013)
- Sybold, roepnaam ‘Boks’ (Utrecht 19 juli 1919-Den Haag 20 juli 2000)
- Adriaan, roepnaam Eddy (Utrecht 10 juli 1921-Amsterdam 24 februari 1985)
- Jéhan, roepnaam Hans (Utrecht 3 november 1923-Amsterdam 11 maart 1951)


Het huwelijk werd op 5 maart 1931 ontbonden. Tweede echt te Utrecht op 2 april 1931 met Johanna van Geelkerken (Utrecht 23 december 1904-Laren 25 september 1982). Zij was een dochter van Willem van Geelkerken, directeur arbeidsbeurs, (Utrecht 7 december 1878-Amersfoort 21 februari 1946) en van Maria Johanna Lakerveld (Leeuwarden 12 november 1879-Zeist 19 oktober 1965). Uit dit huwelijk een zoon:
- Charles (Utrecht 7 december 1931-Rotterdam 18 september 1998)


In dienst van de spoorwegen ontwierp Van Ravesteyn meer dan veertig jaar stations, seinhuizen, loodsen, kantoren en andere gebouwen. Daarnaast voerde hij een particuliere architectenpraktijk. Sybold van Ravesteyn heeft in Dordrecht naast een tunnel een tweetal gebouwen ontworpen die mede het gezicht van de stad bepalen. In het interbellum, toen het ‘Nieuwe Bouwen’ dominant was, ontwikkelde hij zich tot een architect met een herkenbare, gedurfde en lichtvoetige stijl. Hij was de ‘pionier van de gebogen lijn’ en gaf het ornament weer een plaats. Van Ravesteyn was naast civiel ingenieur en architect ook ontwerper van meubels en lampen. Daarnaast was hij actief als typograaf en publicist. Tenslotte mag zijn docentschap aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam niet onvermeld blijven.


Sybold werd geboren aan de Willemskade 13 te Rotterdam in een gegoed protestants en liberaal gezin. Zijn ouders wisten zijn belangstelling te wekken voor kunst, reizen en muziek. Na de lagere school doorliep hij de hbs en slaagde in 1906 als beste van zijn klas. In datzelfde jaar begon hij zijn studie civiele techniek aan de toenmalige Technische Hogeschool te Delft. Hij betrok een kamer aan de Koornmarkt in het centrum van de stad en werd lid van het Delftsch Studenten Corps. Na zijn afstuderen in 1912 trad hij als aspirant-adjunct ingenieur in dienst bij de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen, afdeling Weg en Werken in Utrecht. In latere jaren werd hij enkele keren overgeplaatst, onder andere naar Dordrecht, Breda en opnieuw Utrecht. In Dordrecht woonde hij aan de Binnen Kalkhaven 25 en hield zich bezig met de realisering van een creosoteerinrichting voor spoorbielzen aan de Dordtse Zeehaven, gelegen in het zuidwesten van de stad.


Van Ravesteyn ontwikkelde zich tot expert op het gebied van gewapend beton; kennis die hij zich door zelfstudie verwierf. Als architect (ver)bouwde Van Ravesteyn voor de spoorwegen gedurende meer dan veertig jaar talrijke stations waaronder die van Utrecht CS, Vlissingen, ‘s-Hertogenbosch, Nijmegen, en Rotterdam CS. Daarnaast ontwierp hij voor de spoorwegen onder meer kantoren, loodsen, seinhuizen en tunnels. Veel van zijn gebouwen zijn inmiddels verbouwd of afgebroken. In 1952 werd hij door de NS gepensioneerd; hij bleef echter werken voor de N.V. Spoorwegopbouw. Pas in 1959 kwam een definitief einde aan zijn werk voor de spoorwegen.


Het tijdschrift Beeldende kunst van kunstschilder H.P. Bremmer (1871-1956) vergrootte zijn belangstelling voor de kunsten, vooral voor de beeldhouwkunst. Mede gestimuleerd door zijn echtgenote begon hij zelf te ontwerpen. In 1919 nam hij met zijn vroegste ontwerpen (klokken en meubels) deel aan een expositie in kunsthandel en kunstzaal Nieuborg op de Voorstraat 218 in Dordrecht. Uit interesse volgde hij vanaf 1920 in Utrecht colleges kunstgeschiedenis bij hoogleraar Willem Vogelzang (1875-1954).


In de twintiger en dertiger jaren was hij zeer actief op het terrein van interieurontwerp en architectuur. Hij kreeg toestemming van zijn chef ir. G.W. van Heukelom (1870-1952) om als architect werkzaam te zijn, ook voor particuliere opdrachtgevers. De dominante bouwstijl in deze periode was het ‘Nieuwe Bouwen’, de architectonische tak van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ waarvan Sybold aanvankelijk een aanhanger was. Bij deze stroming stonden functionalisme, een zuivere vormentaal, het belang van licht, lucht en ruimte en het ontbreken van ornamenten centraal. Daarnaast werd bij voorkeur gebruik gemaakt van moderne materialen zoals beton, staal en glas. In zijn particuliere praktijk begon Van Ravesteyn te experimenteren met niet-functionele vormen: golvende, gebogen lijnen en stalen buismeubelen met sierlijke krullen. Hij bundelde zijn inzichten in stellingen. Hij schreef onder meer dat 'Pure doelmatigheid niet vanzelf tot schoonheid voert'.


Van Ravesteyn was een reislustig man. Gedurende zijn leven maakte hij talloze (studie)reizen door heel Europa en bezocht een groot aantal steden. Tijdens enkele van deze reizen ontmoette hij vooraanstaande kunstenaars en ontwerpers waaronder Wassily Kandinsky (1866-1944), Piet Mondriaan (1872-1944), Eileen Gray (1878-1976) en Kurt Schwitters (1887-1948). Dichter bij huis kwam hij in contact met architect en meubelontwerper Gerrit Rietveld (1888-1964), schilder Charlie Toorop (1891-1955) en architect J.J.P. Oud (1890-1963), met welke laatste hij vriendschap sloot.


In 1925 werd hij lid van De gemeenschap, een kunstzinnig maandblad (1924-1941) voor ‘katholieke reconstructie’ dat vooral aandacht schonk aan literatuur en beeldende kunst. De redactie werd in de eerste jaren onder anderen gevoerd door dichter Jan Engelman (1900-1972). In 1935 zegde Van Ravesteyn zijn lidmaatschap op en staakte zijn medewerking aan het blad vanwege drukke werkzaamheden maar ook uit onvrede over de rechtse koers van de redactie. Sybold had ook grote belangstelling voor de filmkunst die volop in ontwikkeling was. Hij werd lid van de Filmliga Amsterdam (1926) en richtte twee jaar later samen met Gerrit Rietveld de Filmliga Utrecht op. Ook was hij lid van de Rijksfilmkeuring. Van Ravesteyn trad in 1929 toe tot de verwante architectenverenigingen De 8 en Opbouw.


Het privéleven van het echtpaar Van Ravesteyn nam in 1931 een dramatische wending. Het echtpaar nam eind 1930 een inwonende hulp in dienst: Johanna (Annie) van Geelkerken. Tussen haar en de heer des huizes ontstond al snel een relatie en toen in maart 1931 bleek dat zij zwanger was, kwam er een abrupt einde aan zijn huwelijk. Dat leidde als gevolg van de rechterlijke uitspraak ook tot een breuk met zijn kinderen: Van Ravesteyn mocht hen drie jaar niet zien. Hij vond tijdelijk onderdak en vertrok op huwelijksreis naar Parijs en Biarritz. Na terugkeer ontwierp hij voor zichzelf en zijn tweede vrouw een villa aan de Prins Hendriklaan 112 die in 1933 werd betrokken. In deze villa is nu Museum Van Ravesteyn gevestigd en is eigendom van Stichting Hendrick de Keyser. Hij verplaatste in 1939 zijn architectenbureau van Utrecht naar een pand aan de Leuvehaven in Rotterdam. Hij breidde zijn eigen bureau uit en bleef daarnaast werken voor de spoorwegen.


In de tweede helft van de jaren dertig werd in Dordrecht een drietal ontwerpen van de hand van Van Ravesteyn gerealiseerd: de Krispijntunnel (1938) en de Holland van 1859 (1939), waarin nu het Nationaal Onderwijsmuseum is gevestigd. De Holland is algemeen bekend; iedere treinreiziger op het baanvak Dordrecht-Rotterdam zal dit iconische gebouw, direct noordelijk gelegen van de spoorlijn, zijn opgevallen. Tenslotte verbouwde en vergrootte hij Schouwburg Kunstmin radicaal (1940). Kunstmin vormde het hoogtepunt van zijn neobarokke bouwstijl.


Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontving hij de grootste opdracht uit zijn carrière: het totaalontwerp van Diergaarde Blijdorp (1938). Dit enorme project besloeg een oppervlakte van 13 ha. Naast de dierenverblijven, kantoren, dienstgebouwen en de Rivièrahal werd een uitkijktoren gerealiseerd. Op 14 mei 1940 werd zijn bureau bij het bombardement op Rotterdam vernietigd. Hij richtte daarop een tijdelijk bureau in op de bouwplaats van Blijdorp. Van Ravesteyn besloot door te werken tijdens de bezetting en meldde zich op 19 juli 1942 aan als lid van de Kultuurkamer. Het formulier dat hij daarop ontving heeft hij niet ingevuld en geretourneerd, schreef hij aan een relatie. Zijn naam komt niet voor in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, noch in de Archieven van de Centrale Ereraad voor de Kunst.


In de jaren na de bevrijding bouwde en verbouwde hij vele stations. Bij de bouw van Rotterdam CS greep hij terug op het functionalisme omdat de gemeente een ‘modern’ station verlangde. Tussen 1947 en 1963 ontwierp hij een twintigtal benzinestations voor het toenmalige benzinemerk Purfina. Zijn laatste ontwerp was dat voor het stationspostkantoor in Arnhem (1964). In 1960 kwam Dordrecht opnieuw binnen zijn aandachtsveld toen hij jurylid werd bij het beoordelen van ontwerpen voor een nieuw stadskantoor. Het ontwerp van stadsarchitect Dirk Hol (1907-1994) zou uiteindelijk gekozen worden.


Eervol was de aan zijn werk gewijde tentoonstelling Ir. S. van Ravesteyn in het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst in Amsterdam (1977). Van Ravesteyn en zijn echtgenote vestigden zich in 1981 in het Rosa Spierhuis te Laren (N.H.), een verzorgingshuis voor kunstenaars en wetenschappers, waar Johanna in 1982 en Sybold een jaar later overleed.


Publicaties


Naast talrijke artikelen in onder meer De gemeenschap, Bouwkundig weekblad, De 8, Opbouw en De ingenieur publiceerde Van Ravesteyn ook meerdere boeken waaronder:
De sierkunst op Nederlandse passagiersschepen (Rotterdam 1924).
De eenwording van Italië. Il Risorgimento 1792-1870 (Utrecht 1978).


Vernoeming


Van Ravesteyn-erf (Stadspolders Dordrecht).


Bijzonderheden


Zilveren Van Borselenpenning van de gemeente Rotterdam (4 oktober 1979).


Bronnen en literatuur


Wikipedia, Sybold van Ravesteyn.
RAD, toegang 150: Collectie van Handschriften, inv.nr. 2863: Documentatiemateriaal betreffende Sybold van Ravesteyn (1889-1983), de architect van Kunstmin en De Holland, verzameld door K. Rouw, met inhoudsopgave bij de stukken.
E. de Jong (samenstelling), S. van Ravesteyn, tentoonstellingscatalogus (Amsterdam/Utrecht 1977/1978).
K. Rouw, Sybold van Ravesteyn. Architect van Kunstmin en De Holland (Rotterdam 1988).
Het Nieuwe Instituut, archief Ravesteyn, S. van (Sybolt), toegang: RAVE (Rotterdam 2000).
H. Timmer, Ravesteijn, Sijbold van (1889-1983), in: Biografisch woordenboek van Nederland deel 5 (Den Haag 2002, revisie 2013).
K. Rouw, Sybold van Ravesteyn, architect (Rotterdam 2014).
K. Rouw en R. van Buren, De Holland van 1859. Van kantoor tot onderwijsmuseum (Dordrecht 2015).


Auteur

Roel Leentvaar (november 2020)