Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Willem Gerhard Quist

27-10-1930 (Amsterdam) — 06-07-2022 (Amsterdam)
Kleurenfoto van Willem Gerhard Quist. Hij wijst met zijn hand terwijl hij vertelt.

Portret van Willem Gerhard Quist

Willem Gerhard Quist (roepnaam Wim) werd op 27 oktober 1930 in Amsterdam geboren en overleed daar op 6 juli 2022. Hij werd evenals zijn eerste echtgenote begraven op begraafplaats Essenhof te Dordrecht. Hij was het eerste kind geboren uit het op 28 oktober 1926 te Amsterdam gesloten huwelijk van Jacob Quist, fabrikant/sigarenmaker (Amsterdam 14 november 1894-Amsterdam 29 mei 1968) en Louisa Petronella Brants, depothoudster, (Amsterdam 2 augustus 1895-Amsterdam 23 juli 1980). Huwelijk te Amsterdam op 10 september 1960 met Anny (roepnaam Hanneke) Rütter (Hoboken (België) 7 juni 1935-Dordrecht 18 mei 1995). Uit dit huwelijk twee kinderen:

- Hester Karen (Dordrecht 22 november 1961)

- Justus Jaco (roepnaam Just) (Dordrecht 18 juni 1965)

Tweede huwelijk te Amsterdam op 5 juni 2000 met Gertie van Berge (Amsterdam 14 april 1948), conservator sieraden van het Rijksmuseum. Uit dit huwelijk geen nakomelingen. In Amsterdam woonde hij met zijn tweede echtgenote op de Keizersgracht.

Wim Quist was een veelzijdig naoorlogs toparchitect, hoogleraar en rijksbouwmeester. Hij was ook werkzaam als industrieel ontwerper en hij ontwierp meubelen. Zijn oeuvre omvat meer dan honderd bouwprojecten. Hij ontwierp onder meer scholen, kantoren, een windtunnel, drinkwaterfabrieken, musea, kerken, bruggen en woningen. Het gebruik van geometrische vormen zoals driehoeken, cirkels en vierhoeken typeert mede zijn werk. ‘Sober, zorgvuldig, evenwichtig, gedurfd, eenvoudig en van hoog artistiek gehalte’ zijn regelmatig terugkerende kwalificaties van zijn ontwerpen. Hem viel een aantal prijzen ten deel.

Wim Quist werd geboren in een gereformeerd gezin in Amsterdam. Zijn geboortehuis stond aan de Sarphatistraat. Hij behaalde het diploma HBS-B om vervolgens Bouwkunde te studeren aan de MTS (nu HTS). Hij studeerde af in 1951. Daarna zette hij zijn studie voort aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. In 1958, twee jaar vóór zijn afstuderen, won hij de Prix de Rome voor architectuur voor zijn ontwerp van een congrescentrum in Amsterdam. Deze uit 1807 stammende prijs, ingesteld door koning Lodewijk Napoleon (1778-1846), is de oudste en meest genereuze prijs voor jonge talentvolle kunstenaars en architecten. Deze thans door het Mondriaanfonds georganiseerde en gefinancierde prijs bestaat uit een aanzienlijk geldbedrag (nu 40.000 euro) plus de mogelijkheid om een residentieprogramma te volgen naar keuze. Nadat Quist zijn opleiding had voltooid werkte hij enige tijd bij meerdere architectenbureaus, onder meer in Amsterdam en Helsinki.

In 1959 verliet hij Amsterdam en verhuisde naar Zwijndrecht. Hij vestigde zich als zelfstandig architect aan de Westersingel in Rotterdam (1960). In Zwijndrecht bouwde hij vijf jaar later een bungalow voor zichzelf en zijn gezin aan de Anjerstraat. In 1981 verliet hij Zwijndrecht en verhuisde naar Dordrecht waar hij domicilie koos aan de Kuipershaven. Zijn eerste grote opdracht als zelfstandig architect was het in samenwerking met de Dienst Gemeentewerken Rotterdam realiseren van drinkwaterfabriek Beerenplaat in Spijkenisse (1965). Uit dit, maar ook uit latere projecten bleek zijn belangstelling voor techniek, met name voor bouw- en installatietechniek. Hij zou nog twee drinkwaterfabrieken realiseren: Petrusplaat in Werkendam (1974) en Kralingen in Rotterdam (1977).

Quist was een groot liefhebber van beeldende kunst. Dat bleek ook uit zijn betrokkenheid bij Museum Boymans waar hij vele uren doorbracht en waar hij ook een enkele tentoonstelling (Perspectieven 1991) inrichtte, het bestuurslidmaatschap van de Rotterdamse Kunstacademie maar ook uit zijn privé kunstaankopen. Hij werkte graag samen met kunstenaars. In 2012 richtte hij mede ter herinnering aan zijn overleden echtgenote het A. Quist-Rütter Fonds op, een fonds op naam dat werd ondergebracht bij de Vereniging Rembrandt met als doel musea voor moderne beeldende kunst te steunen bij het doen van aankopen. Later verbreedde hij die doelstelling. In de latere levensjaren kwam hij zelf tot schilderen en vervaardigde olieverfschilderijen.

Wim Quist heeft twee hoogleraarschappen bekleed. De eerste maal werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar architectuur en stedenbouw aan de Technische Hogeschool (thans Technische Universiteit) in Eindhoven waar hij zijn inaugurele rede hield op 13 juni 1969. Jo Coenen (1949) was hier een van zijn bekendste leerlingen. Hij meende dat zijn werk nog het meest aansloot bij het functionalisme (het Nieuwe Bouwen uit het interbellum), maar hij was zeker geen dogmaticus. In 1975 legde hij zijn hoogleraarschap in Eindhoven neer om het ambt van rijksbouwmeester te kunnen aanvaarden dat hij van 1974 tot 1979 bekleedde. De rijksbouwmeester is een functionaris in dienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken die de stedenbouwkundige inpassing en de architectonische kwaliteit van rijksgebouwen bevordert en bewaakt. Hij geeft gevraagd en ongevraagd advies en heeft aanzienlijke invloed op aan te wijzen architecten voor bouwprojecten van het rijk. Op 9 juni 1988 aanvaardde hij zijn tweede benoeming tot bijzonder hoogleraar, nu aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn leeropdracht was architectonisch ontwerpen. Deze post bekleedde hij tot 1994.

Zijn bekendste werk is vrijwel zeker het kantoorgebouw Willemswerf aan de Boompjes, gelegen aan de Nieuwe Maas in Rotterdam dat in 1988 werd opgeleverd. Het is een beeldbepalend rechthoekig gebouw van bijna honderd meter hoog dat wordt doorsneden door een glazen diagonaal. Quist was geruime tijd huisarchitect van het Rijksmuseum. Toen hij deze functie in 1996 neerlegde, sprak hij in zijn afscheidsspeech over de relatie tussen opdrachtgever en architect: ‘een enkel woord dat zeer veel betekent en waarmee wij behoedzaam en terughoudend moeten omgaan (…). Het heeft niets met talent te maken, je hoeft er niet intelligent voor te zijn. Maar het geeft glans aan onze architectonische inspanningen. Dat is het woord liefde’.

Van het postmodernisme dat in de jaren zeventig opkwam, moest hij weinig hebben. In ‘hightech’ architectuur, zoals bijvoorbeeld Centre Pompidou in Parijs, zag hij evenmin veel. Zijn werk was geliefd onder collega’s als Jan Hoogstad (1930-2018) en Carel Weeber (1939). Met beide collega’s stelde hij zich teweer tegen ‘de nieuwe truttigheid’ in de architectuur van de jaren zeventig die vooral tot uiting kwam in de behoefte aan knusheid. Hij trok zich niets aan van trends. Zijn ontwerpen straalden een zekere strengheid en rationaliteit uit. ‘Quist bouwde volgens zijn principe en anders niet’, aldus Trouw-journalist Rufus Kain.

Quist bleef bij aanpassingen, verbouwingen en onderhoud van zijn ontwerpen levenslang betrokken. Toen drinkwaterbedrijf Evides zonder overleg een ‘dertien-in-een-dozijn-kantoor’ tegen het oorspronkelijke ontwerp van Quist uit 1977 op Kralingen wilde ‘aanplempen’, achtte hij dit een inbreuk op het auteursrecht en de rechter gaf hem daarin gelijk (2021). In het verleden had hij meermaals getoond samen te kunnen werken met collega-architecten als men zijn ontwerp wilde aanpassen of verbouwen. Hij stond steeds open voor overleg. Maar overleggen deed Evides niet ondanks vele pogingen van Quist het bedrijf daartoe te bewegen, totdat de rechter Evides daartoe dwong. Relativeren kon hij ook. Over zijn werk merkte hij in een interview eens op: 'Ik vind dat daar zo langzamerhand wel weer het nodige van kan worden afgebroken. Sommige dingen vind ik niet goed genoeg, ik zou er afstand van willen doen omdat ik ze te modieus of te oppervlakkig vind. Van te weinig waarde dus.'

Quists werk werd door collega’s en architectuurliefhebbers geprezen en hij ontving meerdere prijzen waaronder de al genoemde Prix de Rome (1958), de A.J. van Eyckprijs voor drinkwaterfabriek Beerenplaat (1970), de BNA-Kubus van de Bond van Nederlandse Architecten (1986), een oeuvreprijs voor een architect met bijzondere verdiensten, de David Roëllprijs van het Prins Bernhard Fonds (1989), een oeuvreprijs voor een in Nederland wonende kunstenaar die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de beeldende kunst en tenslotte de oeuvreprijs van het Fonds Beeldende Kunsten Vormgeving en Bouwkunst (2007). Als werkgever werd hij gewaardeerd. Collega Gert Grosfeld (1952) die vijf jaar bij hem werkte: ‘Een ontzettend fijne baas om voor te werken. Hij dacht aan verjaardagen, keerde bonussen uit en betaalde goed, Maar hij was wel veeleisend’. Vanaf 1995 werkte Quist samen met het uit 1978 stammende architectenbureau Wintermans van Frank (1949) en Paul Wintermans. (1950). Zo kwam bureau Quist Wintermans Architecten tot stand. De samenwerking eindigde begin 2000 toen een verschil van inzicht duidelijk werd met betrekking tot de architectonische koers van het bureau. Quist vestigde zich daarna als zelfstandig werkend architect op zijn woonadres aan de Keizersgracht in Amsterdam.

Ontwerpen

Enkele nog niet genoemde van zijn ontwerpen zijn:

De watertoren in Eindhoven (1970).

Gebouw van de Suikerunie in Breda (1976).

Uitbreiding Museum Kröller-Müller (1977).

Museon en Omniversum Den Haag (1985).

Maritiem Museum Rotterdam (1986).

Schouwburg Rotterdam (1988).

Uitbreiding Museum Beelden aan Zee (1994).

Cobra Museum (1995).

Uyllanderbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal (2014).

In Dordrecht ontwierp hij onder meer:

15 woningen aan de Merwekade (1976).

Het kantoor van EGM- architecten (1983).

De Elektriciteitscentrale op de Staart (1980).

In Zwijndrecht ontwierp hij:

Zijn eigen woning aan de Anjerstraat (1965).

De Ichtuskerk aan de Frits Vogelstraat (1963), heeft inmiddels een andere bestemming gekregen.

Bejaarden- en verpleeghuis Swinhove (1972).

Literatuur

R. Kuyper, Architect zonder kapsones, in: Algemeen Dagblad, 15 december 1984.

P. Vermeulen, Spreken en zwijgen over W.G. Quist, in: Ons erfdeel (1989), p. 229.

A. van der Woud, Wim Quist, in de reeks: Monografieën van Nederlandse architecten (Rotterdam 1989).

A. van der Woud, Wim Quist. De magie van de ratio. (Maastricht 2006).

J. Huisman, Bouwmeester Wim Quist (1930-2022) verkoos functionaliteit boven de waan van de dag, in: Parool, 13 juli 2022.

K. Hannema, Wim Quist (1930-2022) was de architect met het hart van een beeldend kunstenaar, in: De Volkskrant, 12 juli 2022.

R. Kain, Wim Quist (1930-2022) bouwde volgens zijn principe, en anders niet, in: Trouw, 22 januari 2023.

Auteur

Roel Leentvaar (maart 2023)