Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Willem van Bleijenbergh

10-1632 (Dordrecht) — 11-05-1696 (Dordrecht)
Gekalligrafeerde handtekening op papier.

Handtekening van Willem van Bleijenbergh

Regionaal Archief Dordrecht

Willem van Bleijenbergh (Bleyenbergh, Blijenbergh, Blyenbergh) werd in oktober 1632 geboren in Dordrecht als zoon van Laurens Jansz van Blyberch en Clara Willem Cornelisdochter. Zijn vader was afkomstig uit het land van Gulik en verdiende de kost als ‘lynwatier’ (tekstielwerker), zijn moeder was Dordtse. Laurens en Clara traden op 16 februari 1625 te Dordrecht in het huwelijk. Willem was de jongste van vier kinderen. Hij had twee oudere broers en een oudere zus.

Op 30 januari 1654 trad Willem toe tot het koopmansgilde en op 26 september 1655 trouwde hij met de twaalf jaar oudere Cornelia van Wezel. Haar vader Pieter van Wezel was pontgaarder (makelaar in graan) van Dordrecht geweest, maar op dat moment niet meer in leven. Nadat haar broer Johannes die functie had overgenomen, maar krankzinnig werd verklaard, nam Willem het pontgaarderschap waar tot 1666. Vervolgens werd hij weer koopman. Wouter Blonck, een zwager, was zijn compagnon. Bovendien vervulde hij talrijke stedelijke functies: hij was onder andere schepen, voorzitter der schepenbank en weesmeester. Zijn echtgenote stierf op 12 juli 1686, zelf overleed hij 11 mei 1696. Het echtpaar had twee dochters, Clara en Elizabeth, die beiden jong overleden. Willem liet een aanzienlijk vermogen na.

Het leven van Willem van Bleijenbergh biedt een opmerkelijke illustratie van de manier waarop gedurende de tweede helft van de zeventiende eeuw, ten tijde van de zogenaamde 'radicale Verlichting', talloze 'amateurs' zich mengden in het debat over de verhouding tussen filosofie en theologie. Hij was een succesvol koopman, vervulde ook publieke functies en schreef bovendien een reeks van geleerde boeken en pamfletten, waarin hij een gematigd cartesianisme beleed en zowel het spinozisme als het socinianisme fel bestreed. Hij liet zich ook gelden in de hoogoplopende polemiek rond Balthasar Bekkers (1634-1694) De betoverde weereld (1691-1693). Bij gelegenheid schreef hij verzen.

Willem van Bleijenbergh was een rijke koopman, actief in het lokaal bestuur. Over zijn opleiding is niets bekend, maar hij ontwikkelde een grote belangstelling voor zowel theologie als filosofie en het laat zich raden dat hij de Latijnse school had bezocht. Zijn vrienden zocht hij onder Dordtse kunstenaars en geleerden als Samuel van Hoogstraten (1627-1678). Nadat hij in 1663 zijn eigen, door René Descartes (1596-1650) geïnformeerde 'filosofie' had gepubliceerd in De kennisse Godts en godtsdienst, richtte hij zich in 1664 met een brief tot de jonge Benedictus de Spinoza (1632-1677), naar aanleiding van diens debuut, een inleiding op de filosofie van Descartes: Renati Descartes principia philosophiae ... more geometrico demonstrata (1663).

Van Bleijenbergh bewonderde dit boek, maar het riep ook vragen bij hem op, meer in het bijzonder over Spinoza’s eigen opvattingen aangaande Gods almacht en de autoriteit van de Bijbel. Was Spinoza werkelijk van oordeel dat God ook verantwoordelijk was voor het kwaad in de wereld en overschatte hij de reikwijdte van de menselijke rede niet? Van Bleijenberghs brief markeerde het begin van een uitvoerige correspondentie tussen de filosoof en de koopman die nog steeds wereldwijd door filosofen wordt bestudeerd.

Van Bleijenbergh was niet alleen bezorgd over al te stoutmoedig rationalisme in de filosofie. In 1666 richtte hij zijn pijlen op de doopsgezinde gemeente van Utrecht, want die, zo meende hij, dreigde te zwichten voor de verlokkingen van het socinianisme. In zijn Sociniaensche ziel onder een Mennonitisch kleedt had hij het met name gemunt op Jacob Ostens (1630-1678), een Utrechtse chirurgijn en doopsgezinde leraar die inmiddels naar Rotterdam was verhuisd. Deze Ostens, overigens eveneens een correspondent van Spinoza, had in een serie tractaten inderdaad blijk gegeven van zijn bewondering voor de zogenaamde 'Poolse broeders', wier denkbeelden door de Staten van Holland in 1653 verboden waren verklaard. Van Bleijenbergh stelde zich op het standpunt van de goed gereformeerde, Leidse hoogleraar Abraham Heidanus (1597-1678): in de filosofie diende een gematigd cartesianisme de voorkeur te krijgen en in de theologie was voor sociniaanse sympathieën geen plaats.

Gedurende de jaren 70 van de zeventiende eeuw concentreerde hij zich op de bestrijding van Spinoza. Hij schreef gedetailleerde weerleggingen zowel van Spinoza’s Tractatus theologico-politicus (1670) als van diens Ethica (1677). Beide boeken zijn nog steeds de moeite waard. Zo was Van Bleijenbergh een van de eerste critici van Spinoza die wees op diens verwantschap met Maimonides (1135-1204), Thomas Hobbes (1588-1679) en Nederlandse vrijdenkers als Lodewijk Meyer (1629-1681) en Adriaan Koerbagh (1633-1689). Beiden maakten inderdaad deel uit van de zogenaamde 'Kring van Spinoza'. Bovendien was hij al vroeg van oordeel dat Spinoza wel een atheïst moest zijn, aangezien hij God vereenzelvigde met de natuur; een oordeel dat lang de receptie van Spinoza zou domineren.

Van Bleijenbergh bleef tot het eind van zijn leven het filosofisch en theologisch debat in de Republiek op de voet volgen. Nadat de Amsterdamse predikant Balthasar Bekker (1634-1693) met zijn De betoverde weereld een fundamentele kritiek had geformuleerd op het wijd verbreide geloof in toverij, brak een enorme polemiek uit. Bekker meende dat Descartes’ strikte onderscheid tussen geest en lichaam uitsloot dat de duivel - een gevallen engel - invloed kon uitoefenen op de materiële wereld. Naar aanleiding van Bekkers optreden begon Van Bleijenbergh een briefwisseling met Willem Deurhoff (1650-1717), een Amsterdamse koffer- en mandenmaker die in zijn vrije tijd net als zijn Dordtse correspondent publiceerde over filosofie en theologie. In deze correspondentie stelde hij zich op het standpunt dat Bekker zich had vergist: ook vanuit cartesiaans perspectief mocht de werking van 'geest' op 'lichaam' niet bij voorbaat worden uitgesloten.


Publicaties

De brieven van Van Bleijenbergh aan Spinoza in: Benedictus de Spinoza, Briefwisseling. Vertaald uit het Latijn en uitgegeven naar de bronnen alsmede van een inleiding en van verklarende en tekstkritische aantekeningen voorzien door F. Akkerman, H.G. Hubbeling, A.G. Westerbrink (Amsterdam 1977).
Herstelde zeeg-triomf van Karel de Tweede, koning van Groot-Brittanje (Dordrecht 1660).
’t Verheerlickt Nederlandt. Rijm-oeffeningen der geestighste poëten (s.l. 1668).
De kennisse Godts en godtsdienst. Beweert tegen d’uytvluchten der atheïsten (Leiden-Amsterdam (1663?, 1671) [Van de eerste editie lijkt geen enkel exemplaar bewaard te zijn gebleven].
Sociniaensche ziel onder een Mennonitisch kleedt (Utrecht 1666).
De waerheydt van de christelijke godts-dienst en de authoriteit der H. schriften. Of een wederlegginge van dat Godt-lasterlijcke boeck, genoemt Tractatus theologico-politicus (Leiden 1674).
Wederlegging van de Ethica of zede-kunst, van Benedictus de Spinosa. Voornamentlijk ontrent het wesen ende de natuur van God en van onse ziel (Dordrecht 1682).
Klaare en beknopte verhandeling van de natuur en werkinge der menschelijke zielen, engelen en duivelen, vervat in gewisselde brieven tusschen de heer Willem van Blijenbergh en Willem Deurhoff (Amsterdam 1692).

Bronnen

NNBW, IV, p. 170-172.
K.O. Meinsma, Spinoza en zijn kring. Historisch-kritische studiën over Hollandsche vrijgeesten (Utrecht 1980 (1896)).
J.L. van Dalen, Willem Laurensz. van Blijenbergh, in: De tijdspiegel 2 (1908), p. 344-371.
A.J. Paulus, Een brief van Willem van Blijenbergh aan zijn neef en vriend Samuel van Hoogstraten, in: Chronicon Spinozanum 3 (1923), p. 337-340.
W. van Bunge, On the early Dutch Reception of the Tractatus theologico-politicus, in: Studia Spinozana 5 (1989), p. 225-251.
W. van Bunge, De Rotterdamse collegiant Jacob Ostens (1630-1678), in: De zeventiende eeuw 6 (1990), p. 65-81.
P. Thissen, Werk, netwerk en letterwerk van de familie Van Hoogstraten in de zeventiende eeuw. Sociaal-economische achtergronden van geletterden in de Republiek (Amsterdam 1994).

Auteur

Wiep van Bunge (januari 2021)