Sint-Elisabethsvloed
In de Middeleeuwen ligt Dordrecht in de Groote Waard, met een dijk die de stad beschermt. Maar door bodemdaling en stijging van het waterpeil wordt de dreiging van het water steeds groter. En dat wordt steeds lastiger, want mensen graven steeds meer veen af en het dijkonderhoud wordt verwaarloosd.
Op 18 november 1421 slaat het noodlot toe. Een zware westerstorm teistert het land en de zeedijk houdt het niet langer. Dorpen lopen onder en mensen slaan op de vlucht. Ze zoeken hun heil binnen de stadsmuren. In één klap is niet alleen het achterland met landbouwproducten verdwenen, maar ook de afzetmarkt. En voor schippers is het gemakkelijk om het stapelrecht te omzeilen. Het is het begin van het einde van de economische voorsprong van Dordrecht op de andere Hollandse steden. Zelfs in 1572 wordt de stad nog volledig door water omringd. Vanaf het begin van de 17de eeuw beginnen de inpolderingen. Pas in de 20ste eeuw krijgt het eiland zijn huidige vorm.
Balkengaten aan de Noordendijk
De houthandel was eeuwenlang van groot economisch belang voor de stad. Aanvankelijk worden de boomstammen in enorme vlotten vanuit Duitsland over de rivier naar de stad geroeid en op het Wantij ontbonden en verhandeld. Op de vlotten zijn hutten gebouwd voor de bemanning en er wordt zelfs slachtvee als proviand meegevoerd. Later komt Scandinavisch en Baltisch hout per schip naar de Kalkhaven. Langs de Weeskinderendijk, ’s-Gravendeelsedijk en Noordendijk bevinden zich de zogenaamde balkengaten, waterbekkens waarin de (soms al tot balken gezaagde) stammen eerst een tijdje moeten liggen weken om voedingsstoffen, schimmels, bacteriën en insecten eruit te spoelen en het krimpen, scheuren en kromtrekken na droging te beperken. Daar staan ook de houtzaagmolens waarmee de stammen tot planken worden verzaagd.
Omdat rond de eeuwwisseling hout steeds meer door ander bouwmateriaal wordt vervangen en de import van goedkoop gezaagd hout uit Amerika toeneemt, verdwijnt na 1900 de ene molen na de andere. De balkengaten worden gedempt. Als eerste die van de Jager en de Windhond, waar in het poldertje van die naam een sportcomplex verrijst dat in de 21ste eeuw voor een woonwijk aan het water moet wijken. De balkengaten op de foto bleven langer open. In een ervan is van 1934 tot in 1947 zwemblad De Groene Plas gevestigd. Tegenwoordig staat er een appartementencomplex, een kerkje en enkele scholen.