Waar of niet waar? Dordtse feitjes en fabels
Elke stad heeft wel sterke verhalen. Dordrecht is hierop geen uitzondering, maar zijn deze feitjes echt of nep?
Is Dordrecht de oudste stad van Holland?
Vanwege hun Romeinse oorsprong claimen zowel Maastricht als Nijmegen de oudste stad van Nederland te zijn. De strijd om de titel 'oudste stad van het graafschap Holland' wordt tot op de dag van vandaag gevoerd tussen Geertruidenberg en Dordrecht. Geertruidenberg ontvangt in 1213 het marktrecht, dat bijna gelijk staat aan het stadsrecht. Aan Dordrecht wordt daarentegen het stadsrecht in 1220 verleend. Het charter 'het privilege' uitgegeven door graaf Dirk VII en zijn vrouw Aleid, waarin dit gegeven opgetekend is, is zwaar beschadigd. Toch is de inhoud bekend dankzij een afschrift uit 1252.
In dit privilege komen de termen 'oppidani' en 'scabini' (burgers en schepenen) voor. Sommigen zien dit als bewijs, dat Dordrecht reeds toen (of mogelijk nog eerder) een stad was. Er zijn echter nog meer aanwijzingen waaruit men zou kunnen afleiden, dat Dordrecht al in 1200 kenmerken van een stad bezit. Zo is de stad dichtbevolkt en wordt er druk handel bedreven. Daarnaast heeft het een centraal bestuur en rechtspraak. Tenslotte is er ook nog een afschrift uit 1305, dat de inhoud weergeeft van een niet bewaarde Leuvense oorkonde uit 1200, waarin Dordrecht wordt aangeduid als 'opidum Durtreth' oftewel 'de stad Dordrecht.'.
Is Beatrix Roerom het geredde kindje in de wieg?
Het welbekende verhaal - dat in 1677 door Matthijs Balen in zijn Beschryvinge der stad Dordrecht opgetekend is - van Beatrix Roerom die tijdens de Sint-Elisabethsvloed gered is, is niet het enige verhaal dat in omloop is. Er doen meer verhalen de ronde over hoe een kat een drijvend wiegje in evenwicht houdt en zo het leven van een jong kind redt. Ook in een notariële akte uit 1635, afkomstig uit het archief van Haarlem, is een dergelijk verhaal opgetekend. Het Regionaal Archief Dordrecht bezit hiervan een kopie en transcriptie. Hierin beweert de dan tachtigjarige Lysbeth Pietersdochter dat het niet Beatrix is die gered wordt, maar ene Jonkheer Pieter van Nederveen. Zij beweert plechtig onder 'vrouwe waarheid' (erewoord) het volgende:
Zij hoort meermaals in haar jeugd van haar grootmoeder Margrieta Jans van Nederveen dat de grootvader van Margrieta, Jonkheer Pieter van Nederveen, het bewuste kindje in de wieg is. Op het moment van zijn vondst heeft hij een bloedkoralen rozenkrans om zijn nek, waarin zijn wapen en naam gegraveerd is. Blijkbaar is hij wees geworden, omdat hij vervolgens door Jonkheer Cornelis van Zevenbergen geadopteerd wordt. Deze Pieter van Nederveen trouwt op volwassen leeftijd met Catharina van Brandaris en ze wonen vervolgens op zijn kasteel te Dinther (Noord-Brabant).
In de Nederlandse Leeuw uit 1889 is een genealogie van het geslacht van Nederveen opgenomen waaraan ook een oude kroniek is toegevoegd die dit verhaal vrij gedetailleerd beschrijft. De oorspronkelijke herkomst van deze kroniek evenals de schrijver ervan is onbekend. Het is moeilijk om met zekerheid vast te stellen wat van deze verhalen waar is. Zeker is dat de eerste die het verhaal noemt, de Italiaanse humanist Chrysostomus Neapolitanus is. Hij beschrijft dat hij in 1514 van oude lieden uit dat gebied hoort, dat tijdens de stormvloed een kind in een wiegje aan de verdrinkingsdood ontkomt, dankzij een kat die de wieg in evenwicht houdt.
Niet alleen in de geschriften maar ook op afbeeldingen is dit thema terug te vinden. Bijna vijftig jaar na de Sint-Elisabethsvloed is op een van de panelen van een drieluik een kindje in de wieg met een kat erop geschilderd. Dit is in de buurt van de kerk te Houwelingen. Ook in Balen is een gravure naar een schilderij (1675-1677) van Arnold Houbraken opgenomen. Vermoedelijk is deze ook weer gebaseerd op een oudere voorstelling. Ondanks dat zijn er dus enkele aanwijzingen die doen geloven dat dit verhaal daadwerkelijk gebeurd kan zijn. Maar dan is het nog niet zeker wie het kindje precies is. Maar ondanks dat blijft het een mooi verhaal.
Heilige of zondaar: Broeder Cornelis (1521-1581) van Dordrecht?
Cornelis Adriaensz Brouwer is voor de een een heilige en voor de ander een 'vuyl grouwelijk monster'. Maar wie is deze man, die bekend wordt als Broeder Cornelis van Dordrecht? Hij is de zoon van een Dordtse secretaris en een onbekende moeder. Nadat hij een aantal jaren monnik in Dordrecht is, vertrekt hij achtereenvolgens naar Brugge en Leuven waar hij ook als theoloog werkt. Deze geleerde man die ook nog afstudeert in de filosofie en letteren, is in staat om complexe theologische vraagstukken te verwoorden in lekentaal. In deze woelige tijd van conflicten op religieus gebied is hij een groot voorstander van de rooms-katholieke kerk. Hij moet niets hebben van de nieuwe protestantse stromingen. In 1568 stelt men hem dan ook aan als onder-inquisiteur van de Spaanse Nederlanden.
Maar niet iedereen is even gelukkig met Broeder Cornelis. En dit heeft niet alleen met zijn afkeer voor het protestantisme te maken. Broeder Cornelis richt namelijk in Brugge het 'Genootschap van vrome vrouwen' op, dat er vooral op is gericht om vrouwen die volgens hem geen kuis leven leiden, eigenhandig te straffen. Het is vooral het heimelijke karakter van dit genootschap dat vragen oproept. Dit leidt uiteindelijk tot zijn verbanning uit de stad. Broeder Cornelis is blijkbaar gehecht aan Brugge. Hij keert er terug en zelfs na de inname van de stad door de protestanten in 1578 is hij er niet weg te krijgen. Hij overlijdt daar op zestigjarige leeftijd.
De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk
Niemand die de oudste stad van Holland bezoekt, kan het weerstaan om de Grote Kerk te bezichtigen. Zij straalt met haar rijke geschiedenis. Wie heel goed naar de buitenkant kijkt, kan de ingemetselde kogel uit 1813, toen het Franse leger in Dordrecht was, terugvinden. Wanneer haar geschiedenis begint, blijft onduidelijk. In een oorkonde uit het jaar 1122 wordt vermeld dat er een kapel stond. Tijdens archeologische opgravingen is er een tufstenen muur gevonden uit de twaalde eeuw. Het is nog steeds de vraag of dit het begin is van de geschiedenis van de Grote Kerk.
Ontbreekt er nog iets aan de Grote Kerk? Het antwoord is Ja: nog ongeveer 35 meter! Het oorspronkelijke plan was om een achtkantige verdieping en een spits te bouwen waarmee de kerk 108 meter hoog zou zijn geworden. In 1339 is er een begin gemaakt met het bouwen van de huidige toren. Een eeuw later begint de toren te verzakken door de drassige ondergrond. Het realiseren van de spits is hierdoor onmogelijk geworden en daarom kennen wij de toren zoals deze nu is, met een hoogte van 72 meter. Dus zeker géén kleintje!
Waar komt onze bijnaam Schapenkoppen vandaan?
Net zoals sommige mensen een bijnaam hebben, bijvoorbeeld roddeltante, cultuurbarbaar, of zuipschuit hebben ook in de loop der tijd veel inwoners van steden een bijnaam gekregen. Tilburgers zijn Kruikenzeikers, omdat zij hun urine bewaarden in kruiken. De gevulde kruiken worden verkocht aan de meer dan 125 textielfabrieken die Tilburg rijk is aan het eind van de negentiende eeuw. Dankzij de urine kan de wol gewassen en gebleekt worden. Gouwenaars zijn de echte Kaaskoppen. In 1813 verliest Napoleon enkele veldslagen, zijn soldaten blijven hem niet meer trouw en plunderen steden waaronder Gouda. De (kaas)boeren zijn strijdbaar en maken van kaastobbes een helm voor op hun 'kop'. Zo is de bijnaam Kaaskoppen ontstaan.
Dordtenaren zijn Schapenkoppen en ons verhaal is fantastisch. In onze stad, daar kom je niet zomaar binnen. De poortwachters houden de wacht en als je de stad binnen komt met goederen dan betaal je daar ook nog eens belasting over. Twee 'slimme' Dordtenaren denken deze belasting te kunnen ontlopen met een schaap, dat zij hebben gekocht in Alblasserwaard. Het schaap wordt aangekleed als man en wandelt rechtop tussen de heren in. Alles loopt op rolletjes totdat een straathond deze 'man' ruikt en hard begint te blaffen. De 'man' schrikt daar enorm van en begint te blaten. Daar gaat hun plan! Het gevolg: schaap kwijt en een verblijf in de gevangenis als straf.
Ary Scheffer, een échte Dordtenaar?
Iedere Dordtenaar kent Ary Scheffer en 'zijn' plein met het prachtige standbeeld van deze Dordtse kunstschilder, dat in de richting van Café De Beurs kijkt. Naast de onthulling van het standbeeld op 8 mei 1862 wordt ook de naam van het plein van Beurs veranderd in het Schefferplein. Ary Scheffer wordt geboren op 10 februari 1795 in een Dordtse kunstenaarsfamilie. In 1797 verhuist het gezin Scheffer eerst naar Den Haag en later naar Amsterdam. Nadat vader Scheffer komt te overlijden, verhuist moeder Scheffer met haar kinderen naar Brussel. Uiteindelijk vinden zij hun nieuwe thuis in Parijs waar Ary opgroeit en zich ontwikkelt tot de kunstschilder zoals wij hem nu kennen. Ary overlijdt op 63-jarige leeftijd en wordt begraven in zijn geliefde stad Parijs.
De vraag of Ary een échte Dordtenaar is, mag iedereen persoonlijk beantwoorden. Feit is dat hij de eerste twee jaar van zijn leven in Dordrecht heeft doorgebracht en ons zijn mooie schilderkunst heeft nagelaten, waarvan een groot gedeelte te bewonderen is in het Dordrechts Museum. Met trots kijken wij naar onze Ary op 'zijn' plein wiens leven in Dordrecht begon.
Het oude Stadhuis : ook echt oud?
De benaming van het oude Stadhuis aan de Groenmarkt lijkt op het eerste gezicht geen recht te doen aan de moderne buitenkant. Toch is het wel degelijk ouder als dat het op het eerste gezicht lijkt. Achter de negentiende-eeuwse gevel gaat namelijk een middeleeuws bouwwerk schuil. In de jaren tachtig zijn er fundamenten blootgelegd van een beurs voor kooplieden, de Vlaamse lakenhal. Deze lakenhal dateert uit 1383 en wordt gebouwd, nadat de graven van Holland proberen de rijke kooplieden uit Vlaanderen naar Dordrecht te trekken. Deze kooplieden hebben daar baat bij, omdat het in Vlaanderen onrustig is vanwege de oproer van de gilden aldaar.
Maar ook in Dordrecht blijkt het minder rustig te zijn. De Dordtse gilden roeren zich en tegelijkertijd zijn er ook nog de Hoekse en Kabeljauwse twisten gaande. Dit alles maakt dat de Vlaamse kooplieden al na elf jaar terugkeren. Vanaf die tijd verkopen het Sint-Pontiaensgilde (het gilde van de wantsnijders of lakenhandelaren), het Sint-Jans gilde (het gilde van de kleermakers) en het gilde van de vleeshouwers hun waren in de lakenhal. Maar geleidelijk aan wordt de verkoop steeds meer verlegd naar huis-aan-huisverkoop en de week -en jaarmarkten. Hierdoor verliest het gebouw zijn functie.
In 1544 krijgt het gebouw, na een verbouwing, een nieuwe bestemming als Stadhuis. Het oude 'steedehuys' verhuist van de Toltoren (bij de Tolbrug) naar de oorspronkelijk lakenhal en het Dordtse stadsbestuur vestigt zich hier. In 1646 wordt er op zolder ook een stadsgevangenis ingericht. Nog steeds zijn daar de negentiende-eeuwse cellen te zien. Door de eeuwen heen vinden diverse kleinere en grotere verbouwingen plaats. Zo wordt er een oud gedeelte afgebroken om plaats te maken voor een feestzaal voor Napoleon met het doel hem goed te kunnen ontvangen. Dit plan valt in duigen, want Napoleon duikt plotseling in aller vroegte in Dordrecht op. Het ontvangstcomité is hier niet tijdig op voorbereid en het haastige ontvangst vindt dan maar op een schip plaats.
In het begin van de negentiende eeuw komt men erachter dat het gebouw wel een opknapbeurtje kan gebruiken. Er vindt dan ook vanaf 1835 een renovatie plaats. De stadsarchitect G.N. Itz zorgt ervoor dat het gebouw een neo-classisistisch uiterlijk krijgt. Er wordt een nieuwe voorgevel voor de oude geplaatst en er komt een bordes met daarop twee gietijzeren leeuwen. Hierdoor verdwijnt het karakteristieke, gotische aanzicht, met al zijn torentjes en trappetjes, van het oude gebouw. Van binnen blijft het oude gebouw nog grotendeels intact. Na de Tweede Wereldoorlog groeit het stadhuis, vanwege de toenemende verstedelijking, uit zijn jasje en verhuist een gedeelte van de ambtenaren naar het huidige Stadskantoor aan de Spuiboulevard. Het oude Stadhuis doet nog steeds dienst als vergaderruimte van de raadsvergaderingen, trouwzaal en als ontvangstruimte.
Vernieuwing of nostalgie? De Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst
Naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de Vereniging Nijverheid en Kunst wordt er een nieuwe tentoonstelling geopend. Deze Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst die van 3 juni tot 7 september 1897 in het gebied rond het Oranjepark en de Toulonselaan gehouden wordt, heeft tot doel de nieuwste snufjes van de industriële revolutie tentoon te stellen. Al deze snelle veranderingen in de negentiende eeuw hebben tot gevolg dat mensen juist een hang naar geschiedenis en nostalgie krijgen. Deze interesse in de (vaderlandse) geschiedenis past tegelijkertijd ook goed in het opkomend nationalistisch gevoel van dit tijdperk.
Er worden uit het hele land de meest uiteenlopende (kunst)voorwerpen tentoongesteld, dat varieert van een harnas tot een met ijzer beslagen kist uit 1704. Het hoogtepunt echter van deze tentoonstelling is 'Oud Dordt'. Dit is een dertigtal nagebouwde vijftiende- en zestiende-eeuwse huizen en andere gebouwen die ooit bestaan hebben. Als leidraad voor de gebouwen wordt gebruik gemaakt van tekeningen van een bekende tekenaar van de Dordtse straten, Johannes Rutten (1809-1884).
Mensen verkleedt in oude kostuums, winkels, een drukkerij en koffie- en bierhuizen maken het dat 'Oud-Dordt' tot leven komt. Al wandelend door deze straten waant men zich even in een stukje Dordrecht uit de vroegere tijden. Men zal zich op deze tentoonstelling zeker niet verveeld hebben. Naast het bezoeken van 'Oud-Dordt' zijn er allerlei vormen van vermaak beschikbaar. Zo kan je door een doolhof lopen, luisteren naar muziekuitvoeringen, maar ook naar een bloemencorso of optredende artiesten kijken.
De oorspronkelijke doelstelling, het presenteren van de nieuwste technieken, wordt niet gehaald, omdat de nadruk vooral op de geschiedenis van Dordrecht ligt. Dit is onder meer te wijten aan het feit dat er datzelfde jaar al diverse nijverheidstentoonstellingen plaatsvinden. Deze maaien het gras onder de voeten van de Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst weg. Dit wil niet zeggen, dat het helemaal geen succes is, want 30.000 betalende bezoekers bezoeken uiteindelijk deze tentoonstelling.
De jonge dievegge Pietertje Romijn (1880-1940)
Gewone mensen hebben over het algemeen weinig sporen nagelaten in de geschiedenis. Toch is er een bron waarin je weleens anekdotes over deze mensen kan vinden. De krant bijvoorbeeld is zo'n bron. Zo verschijnt er in de Dordrechtsche Courant van 9 november 1895 een bericht over het vijftienjarige naaistertje Pietertje Romijn die veroordeeld wordt wegens diefstal van vier vrouwenbroeken, pantoffels en een zilveren slotje. Tijdens de rechtszaak vraagt men of zij berouw heeft: 'Ja, mijnheer, maar het berouw komt te laat.' Ze heeft geen schoenen en geen broek. 'Dus dan ga je ze maar op deze manier zien te krijgen? - Weet je wel dat dat heel slecht is? - Zeker mijnheer!' luidt het antwoord.
Vlak voordat zij haar straf van drie maanden moet uitzitten en met het naderende Sinterklaasfeest in zicht, besluit zij alvast, met gestolen geld, sinterklaascadeautje voor haar vriend te kopen. Pietertje wordt betrapt en haar straf wordt met drie maanden verhoogd. In het leven zit het Pietertje niet mee. Zij komt uit een arm gezin. Haar vader is griendwerker en overlijdt twee jaar voor haar veroordeling. Hiermee valt ook de kostwinnaar van het gezin weg. Op 24-jarige leeftijd trouwt zij, maar is vijf jaar later alweer weduwe. Tien jaar later hertrouwt zij. Slechts een van haar vijf (merendeels onwettige) kinderen bereikt de volwassen leeftijd.